Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Glycerine

betekenis & definitie

Glycerine - of glycerol, kleurlooze dik vloeibare, zoet smakende (Gr. glykeros = zoet) vloeistof, die in den meest zuiveren vorm bij 20° vast wordt en bij 290° kookt. Ze brandt, indien aangestoken, bij 150° en is in iedere verhouding met water en alcohol mengbaar, maar onoplosbaar in aether, benzine, benzol en petroleumaether.

Zelf is het een uitstekend oplosmiddel (zie onder) en wordt daarom veel toegepast bij de bereiding van pharmaceutische en cosmetische praeparaten. Aan den anderen kant is ze door deze eigenschap zeer moeilijk geheel zuiver te krijgen.

Ofschoon het in 1779 door Scheele ontdekte g. (propaantriol, CH2OH.CHOH.CH2OH) reeds in 1873 synthetisch werd gemaakt, gebruikt men voor de technische bereiding de reeds meer dan een eeuw oude methode van verzeeping van oliën en vetten. Grondstoffen zijn dan ook:1° bij de zeepbereiding door verzeeping van de vetten met alkaliën en het daarop gevolgde inzouten verkregen onderloogen. Zij bevatten gemiddeld 5-8% glycerine.
2° Het in de kaarsenindustrie bij de splitsing van vetten verkregen „zoetwater”, dat tot 16% glycerine kan bevatten. Hiertoe behooren ook de zuurwateren, die bij de splitsing van vetten met geconcentreerd zwavelzuur ontstaan, wat tegenwoordig bijna niet meer gebeurt. Eindelijk het afvalwater van de Turksche rood-oliebereiding (minder geschikt).
3° Gedurende den vetnood in den Wereldoorlog gelukte het in Duitschland groote hoeveelheden g. langs biologischen weg uit suiker te verkrijgen. Door middel van bepaalde gistsoorten en door bijvoeging van voedingszouten en neutraal natriumsulfiet kon 20-25% van de suiker in g. omgezet worden. Deze protol- of fermentolmethode is echter nu weer verlaten.

Het doel van glycerinefabrieken is de glycerine-wateren zooveel mogelijk te zuiveren, dan het water te verwijderen en de geconcentreerde oplossingen al naargelang van de bestemming in een min of meer chemisch zuiver technisch product om te zetten. Men kent ruwe g., naar de grondstof ook verzeepings(saponificatie-), acidificatie- en onderloogglycerine genoemd, geraffineerde of industrieele g., welke weer naar toenemende kleur genummerd wordt, en vervolgens dynamiet-, pharmaceutische en gedistilleerde g.

Groote hoeveelheden g. dienen voor de bereiding van ➝ nitroglycerine, synthetische vetten en wassoorten, kunstharsen, drukinkten, copieerinkten enz. In Amerika wordt het in plaats van alcohol verwerkt in vruchtenessences, ijs en bonbons. Ook de textiel-, zeep-, hout-, lak- en tabakindustrie gebruiken belangrijke hoeveelheden. Enkele met veel reclame aangeprezen antivriesmiddelen blijken nagenoeg geheel uit g. te bestaan.

Lit. (bestemd voor personen uit de praktijk): von Schlenker, Das Glycerin (Stuttgart, Wissensch. Verlaggesellsch., 1932). Hoogeveen. In de geneesk. wordt de chemisch zuivere g., die ong. 12% water bevat (s.g. 1,230) veelvuldig gebruikt: inwendig o.a. bij nier- en galsteenkoliek; als oplosmiddel voor vsch. geneesmiddelen, o.a. borax en carbol; als purgeermiddel meest in den vorm van „g.-spuitjes” (ca. 15 g glycerine lauwwarm in den endeldarm) of glycerine-zetkaarsjes; als zalf: glycerinezalf, mengsel van g. en zetmeel: g.-honiggelei, mengsel van g. en gelatine, ter bereiding van g. met tragacanth, een vast mengsel van g. en tragacanth, dat als pillenconstituens gebruikt wordt. Hillen.