Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Brandt

betekenis & definitie

Brandt - 1° Geeraert, Ned. letterkundige; * 25 Juli 1626 te Amsterdam, ♱ 12 Oct. 1685 aldaar. Was aanvankelijk horlogemaker; om de hand van Suzanne van Baerle te kunnen verwerven, ging hij theologie studeeren en werd Remonstrantsch predikant achtereenvolgens te Nieuwkoop, Hoorn en Amsterdam.

In zijn jeugd schreef hij op het Hamlet-motief een bombastisch treurspel De veinzende Torquatus, later schreef hij meest historische werken: o.a. Hist. der Reformatie, dat veel omstreden en later in Fransch en Engelsch vertaald werd; levens van M. A. de Ruyter, P. C. Hooft, Vondel, en enkele bundels stichtelijke gedichten.

Lit.: G. M. C. Loeff, De Ned. Kerkgeschiedschr. G. Brandt (diss. 1864); dr. G. Penon, Bijdr. t. d. Gesch. d. Ned. Lett. (II, III); dr. W. P. C. Knuttel, Ned.

Bibliogr. v. Kerkgeschiedschr. (45 vlg.); Het Prot. Vaderl. (i.v.). Zijn zoons Joh. en Kaspar B. gaven vsch. werken van hun vader uit en verdedigden die tegen de felle critiek.

2° Karoline, ➝ Weber (Karl Maria von).