Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Glorieux

betekenis & definitie

Glorieux - 1° Alfons, bisschop-missionaris; * 1844 te Dottenijs, † 1915 te Boise-city (V.S.). Naar Portland (V.S.) in Oct. 1867; in 1884 tot apost. vicaris van Idaho benoemd, werd hij in 1885 titulair-bisschop van Apollonia gewijd.

In 1893 wordt het vicariaat tot bisdom van Boise verheven en G. is er de eerste bisschop. Door zijn rustelooze bedrijvigheid vertiendubbelde hij bijna het getal Katholieken. Lit.: P. Allossery, Onze W. VI. zendelingen (I 1924).

Allossery.

2° Modestus Stephanus, Belg. priester en kloosterstichter; * 1802 te St. Denijs, † 1872 te Smetlede. Onderpastoor te Ronse in 1825, sticht hij in 1830 de congreg. van de Broeders van Goede Werken, in 1888, bij verplaatsing van het Moederhuis, genaamd ➝ Broeders van O. L. Vrouw van Lourdes; wat later de congreg. der Zusters van Barmhartigheid. In 1842 wordt hij pastoor te Ronse en later o.m. te Smetlede.

Lit. Korte Levensschets v. d. Zeer Eerw. Heer M. S. Glorieux (Oostacker 1897). Allossery.