Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Gezinsvoogdij

betekenis & definitie

Gezinsvoogdij - Wanneer een kind, uit welke oorzaak ook, zoodanig opgroeit, dat het met zedelijken of lichamelijken ondergang wordt bedreigd, dan kan het door den kinderrechter onder toezicht worden gesteld. Dat toezicht wordt uitgeoefend door een gezinsvoogd (D.: Helfer, Fr.: délégué pour la liberté surveillée).

Deze heeft tot taak zooveel mogelijk persoonlijk aanraking te zoeken met het kind en het gezin, waartoe het behoort. Hij bevordert alles wat tot het geestelijk, lichamelijk en toekomstig stoffelijk welzijn kan strekken van het kind.

Hij geeft aan hem, die de ouderlijke macht uitoefent, de noodige aanwijzingen om de opvoeding in de goede richting te leiden en tracht dezen te overreden vrijwillig te doen, wat daartoe noodig is. Het onder toezicht gesteld kind (in den zin der wet alle minderjarigen) kan worden geplaatst in een observatiehuis ten einde zijn lichamelijke en geestelijke gesteldheid te onderzoeken.

Evenzoo in een inrichting voor bijzondere tucht (tuchtscholen, rijks- en particuliere opvoedingsgestichten). Ook kan ondertoezichtstelling als accessoir van een door den kinderrechter opgelegde straf worden uitgesproken.

Deze strafrechtelijke ondertoezichtstelling heeft dezelfde gevolgen als de burgerrechtelijke. De ondertoezichtstelling met de g. is mogelijk geworden door de wet van 1922 tot invoering van den kinderrechter en de ondertoezichtstelling van minderjarigen.

Vgl. B.W. art. 373 vlg., W. v.

Str. art. 39 decies.L i t.: J. A. v. Hamel, Handl. bij de Practijk der Kinderwetten (herzien d. Nijland, 1924); H. de Bie, Kinderrecht (2 dln. 1927-’28); J. R. Zuyderhoff, De burgerrechtelijke g. (1929).

B. Smeets.

< >