Geophysicus. * 30 Juli 1887 te Den Haag. Studeerde te Delft (promotie 1915), Potsdam en Utrecht. Als medewerker, later lid van de Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing legde hij zich toe op het meten van de zwaartekracht door middel van slingerwaarnemingen, en ging er toe over dit onderzoek voort te zetten aan boord van verschillende onderzeebooten; 1923-’38 maakte hij zoo verschillende reizen mede, onder anderen met de K XIII via Panama naar Java (1926) en later met de K XVIII via Brazilië en Kaap de Goede Hoop (1936). Zijn onderzoek in den Indischen Archipel leerde het bestaan van een aanzienlijk tekort der zwaartekracht kennen in een smalle strook, die ten Zuiden van Java loopt, en langs de Kleine Soenda-eilanden en de Molukken zich voortzet naar de Philippijnen trog („Lijn v.
V. M.”). Hij verklaart deze afwijking door aan te nemen, dat ter plaatse door zijdelingschen druk de aardkorst geknikt is en ca. 30 km naar beneden gebogen; de bovenste deelen hebben de knikking niet medegemaakt en zijn geplooid. Ter verklaring van een en ander doet V.
M. een beroep op door warmteverschillen te voorschijn geroepen convectiestroomen. De Theorie van V. M. ter verklaring der gebergtevorming behoort dus tot de „onderstroomingstheorieën”. Zie ook ➝ Zwaartekrachtonderzoek.Lit.: Gravity Expeditions at Sea (Delft 1935). Jong.