Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 25-07-2019

Factor (rederij)

betekenis & definitie

Factor - 1° Zoo heette degene, die in de rederijkerskamers de letterkundige bedrijvigheid leidde, tooneelstukken vervaardigde en voorbereidde, feestelijkheden regelde, enz. Gewoonlijk werd hij door de kamer in haar dienst genomen tegen een door contract bepaalde, soms weinig loonende vergoeding.

Zie een contract van facteurschap voor de Antwerpsche kamer De goudbloem in Gulden Passer (1926). Het gebeurde dan ook, dat bekende f. aanzoeken van elders ontvingen om daar een kamer te leiden.

Toch wordt f. ook gebruikt eenvoudig in den zin van maker van een stuk. V. Mierlo.

2° (Ook: factoor) Ouderwetsche benaming voor den beheerder van een bijkantoor of filiaal, ook wel factorij genoemd. Zulk een f. staat dan in vaste betrekking tot zijn principaal, dien hij, als beheerder van het filiaal van diens onderneming, vertegenwoordigt. Bij uitzondering heeft een f. een zelfstandig bedrijf, waarin hij, uit eigen naam handelend, eveneens bemiddeling in den handel verleent. Het Ned. W. v. K. noemt hen in art. 4,9°; hun bedrijfshandelingen zijn daden van koophandel, indien hun principaal koopman is.

Ariëns.

Belg. Recht. Volgens het Belg. recht is de factoor, voor zoover hij handelt onder het toezicht en het bestuur van den principaal, geen handelaar, maar wel een bediende en valt hij onder de toepassing van de wet van 7 Aug. 1922 op het bediendecontract. Heeft de f. een zelfstandig bedrijf en handelt hij uit eigen naam, dan is hij commissionnair-consignatiehouder en wordt hij als handelaar beschouwd.

Rondou.

< >