Wat is de betekenis van filiaal?

filiaal - Zelfstandignaamwoord 1. een pand in een reeks van panden ♢ De supermarktketen had zojuist drie nieuwe filialen geopend. filiaal - Bijvoeglijk naamwoord 1. van kinderen en ouders tegenover elkaar Woordherkomst afgeleid van het Latijnse fīlia (dochter) met het...

filiaal - zelfstandig naamwoord uitspraak: fi-li-aal 1. onderafdeling van een zaak ♢ dit bedrijf heeft filialen in de drie grote steden Zelfstandig naamwoord: fi-li-aal het filiaal de fi...

I bn [v. VLat. filialis = het kind betreffend, kinderlijk, van filius = zoon, filia = dochter, eig.: zuiger, zuigster; vgl. fellare = zuigen, femina = zoogster, vrouw] bestaand tussen ouders en kinderen, van kinderen t.o.v. ouders (bijv.: filiale plicht tot onderhoud). II zn...

bijkantoor; tussen ouders en kinderen; van kinderen tegenover ouders

vestiging van een openbare bibliotheek die als eerstelijnsvoorziening werkzaam is in een geografisch bepaald deel van het werkgebied van een bibliotheeksysteem.

(van Lat. filia = dochter), min of meer zelfstandig deel van een bedrijf, gevestigd op een andere plaats dan het hoofdbedrijf. Filialen van spaarbanken zijn bijkantoren in andere stadswijken, zij zijn ondergeschikt aan het hoofdkantoor.

takkantoor; kinderlik.

kinderlijk (van kinderen ten opzichte van de ouders)

s.n., filiael (it).