Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 25-07-2019

Epos

betekenis & definitie

Epos - (Gr., = woord, verhaal) of heldendicht, de voornaamste vorm van → epische poëzie. Het is een gedicht van grooten omvang, objectief verhaal op dichterlijke wijze van een groote en indrukwekkende gebeurtenis, in welke soms het lot van heel een volk, ja van heel de menschheid is betrokken, en die de zichtbare belangstelling heeft van bovenaardsche wezens.

Doel is: bewondering en liefde wekken voor den hoofdheld, om wien veel andere personen als medestrijders of geduchte tegenstanders gegroepeerd zijn. Voor de eenheid is noodzakelijk één verwikkeling, die binnen niet al te lang tijdsverloop haar ontknooping vindt.

Om die verwikkeling met haar grootschen achtergrond heen worden beschrijvingen, episoden, vergelijkingen breedvoerig en rustig uitgewerkt, zóó echter, dat er haast altijd eenige handeling is. Wat den vorm betreft, wordt de stof in meerdere boeken of zangen verdeeld; de aanhef vat de stof kort samen en eindigt gewoonlijk met een bede om hulp tot God of de Muze; dan volgt onmiddellijk de expositie van den toestand, zooals die is bij den aanvang van het verhaal, en ziet men de verwikkeling ontkiemen.

Het gekozen vers is breed en plechtig: → hexameter, → alexandrijn (zie ook → Decasyllabus), in nieuweren tijd liefst de jambische vijfvoet. Strophenbouw (→ Nibelungen-strophe, → Stanze enz.) komt minder voor dan doorloopende opeenvolging der verzen.

Alexandrijnen rijmen hier gepaard, de andere verssoorten zijn meestal rijmloos.Twee soorten van e. onderscheidt men: volksen kunstof liever cultuurepen. Het volksepos wordt geboren uit de onbedoelde samenwerking van geheel een volk of gemeenschap, wanneer één dichter de gegevens, liederen, volksverhalen, rond een nationalen held gegroeid, met behoud van den volksgeest tot een grootsch geheel bewerkt; het is zeldzaam. Het cultuurepos is product van den dichter alleen, die de gekozen stof naar willekeur omvormt en er zijn eigen geest in drukt. Zie verder → Patriarchade; → Dierenfabel; → Komisch epos. Ontbreekt het omvangrijke, grootsche, waarschijnlijke, wereldbelangrijke, de strakke eenheid, dan spreke men liever van episch gedicht. Overdrachtelijk geeft men den naam van e. wel eens aan een roman van grootsche allure.

Echte epen zijn betrekkelijk niet talrijk in de wereldliteratuur; de allervoornaamste vindt men in deze opsomming.

Wereldlit.

1° Oudheid en M.E.: Ilias en Odyssee van Homerus, Aeneis van Vergilius, in Indië Mahabharata en Ramajana, in Germanië Heliand, Nibelungen, Gudrun, in Finland Kalidasa; geheel eenig in zijn soort is de Divina Commedia van Dante.
2° Nieuwere tijd: Orlando furioso van Ariosto (1516—’32), Gerusalemme liberata van Tasso (1575), Os Lusiados van Camoes (1572), Paradise Lost van Milton (1665), Messias van Klopstock (1748—’73); voorts o.a. La Sepmaine van Du Bartas (ca. 1570), The Faerie queene van Spenser (1580—*90), The Pilgrim’s Progress van Bunyan (1678), La Henriade van Voltairc (1723), Oberon van Wieland (1780), Hermann und Dorothea van Goethe (1797), Frithjof-saga van Tegnér (1825), Kalewala van Lönrott (1835—’49), Hiawatha van Longfellow (1853), Mirèio van Mistral (1859), Atlantis van Verdaguer (1875), Der ewige Jude van Seeber (1894).

Ned. lett. Nieuwere tijd : Johannes de Boetgezant van Vondel (1662), De gevallen van Friso van W. van Haren (1741—’59), De Geuzen van O.Z. van Haren (1772), Ondergang der eerste waereld van Bilderdijk (1810), Het Menschdom verlost van De Koninck (1883), Godenschemering van M. Emants (1883), Een klein heldendicht van Gorter (1916).

v. d. Eerenbeemt