1° van het geluid.
Wanneer in een gesloten ruimte een geluid vele malen gereflecteerd wordt, is de geluidsintensiteit over de geheele ruimte vrijwell gelijkmatig verdeeld. Men zegt dan, dat het geluid diffuus is geworden, in tegenstelling met die gevallen, waarbij de verschillende kaatsingen op de wanden nog duidelijk als echo waargenomen kunnen worden. A. Dubois.
2°Diffusie van gassen.
Vult men het bovenste van twee vaten met een licht en het onderste met een zwaar gas (van dezelfde temperatuur en denzelfden druk) en verbindt men beide vaten, dan zinkt het lichtere gas in het zwaardere en het zwaardere stijgt omhoog in het lichtere. Men zegt: de beide gassen in elkander ( Lat. diffundere = verspreiden). Deze onderlinge vermenging der twee gassen, ondanks de werking der zwaartekracht, is een gevolg van de naar alle richtingen vrije beweging der gasmoleculen. De snelheid van de diffusie wordt bepaald door den diffusiecoëfficiënt:
D = n\8N(N,y2i + NxA2D2), waarin en A2 de weglengten van beiderlei deeltjes in het mengsel voorstellen, Nx en N2 het aantal van elke soort deeltjes in de volume-eenheid. N = Nx + N2. Het lichtere gas (met grootere snelheid van de deeltjes) diffundeert het snelst. Door de diffusie ontstaat na eenigen tijd een homogeen gasmengsel. De druk van het mengsel is derhalve gelijk aan de som van de drukkingen der bestanddeelen (wet van Dalton). Naast deze zgn. vrije diffusie kan bij gassen ook optreden diffusie door een poreuzen wand (-→ Osmose bij vloeistoffen).
Men spreekt dan ook wel van e f f u s i e, omdat men alsdan te doen heeft met het uitstroomen van een gas door een nauwe opening in een dunnen wand (Graham). De uitstroomingssnelheden van gelijke volumina van verschillende gassen, bij gelijkheid van druk en temperatuur, is dan evenredig met den vierkantswortel uit de dichtheid van het gas. Dufour vond, dat aan den kant, van waaruit het lichtere gas (dat dus sneller diffundeert) instroomt, een temperatuurstijging, aan de andere zijde een temperatuurdaling optreedt. Het omgekeerde verschijnsel werd door Feddersen waargenomen: bevindt zich aan beide zijden van een poreuzen wand een en hetzelfde gas van denzelfden druk en verwarmt men den eenen kant van den wand, dan begint het gas in de richting van den kouderen naar den warmeren kant te diffundeeren (Thermo-diffusie). Bij „zeer verdunde gassen” is de diffusiecoëfficiënt niet meer op de gewone wijze bepaald door de eigenschappen der beide gassen, maar hangt dan af van de afmetingen van het apparaat.
L i t.: O. E. Meyer, Die kinetische Theorie der Gase (Breslau 21899); J. W. Jeans, The Dynamical Theory of Gases (Cambridge 21916); J. II. A. ter Heerdt, overzicht van de theorie en de toepassingen van gassen, waarin de onderlinge botsingen der moleculen kunnen verwaarloosd worden (1923). ter Heerdt.
Diffusie van vloeistoffen. Hierbij gelden dezelfde wetten als bij de diffusie van een gas. De diffusie veroorzaakt s;eeds een bewegen van deeltjes van de plaats van groote concentratie naar de plaats van lage concentratie, zóólang tot de concentratie overal even groot is. Heeft men met oplossingen te doen, welke electrolyten bevatten, dan kunnen daarbij electrische verschijnselen optreden (→ Concentratie-potentiaal).
Ook in vaste stoffen is, niettegenstaande de kleinere bewegelijkheid der deeltjes, diffusie mogelijk, vooral bij verhoogde temperatuur. A. Claassen.