Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Diatessaron

betekenis & definitie

Diatessaron - (Gr. to dia tessaroon euaggelion = het Evangelie uit de Vier) is een evangelieharmonie samengesteld door den Apologeet Tatianus, den (As)Syriër. Het is een der eerste pogingen om uit de vier canonische Evangeliën een doorloopende geschiedenis samen te stellen van Christus’ leven en werken. Tatianus schreef het, na zijn breuk met de Kerk, in het Oosten rond 172, waarschijnlijk in het Syrisch, steunend op een Griekschen tekst der Evangeliën.

Het is een belangrijk getuigenis voor het gezag der vier Evangeliën en werd tot de 5e eeuw zeer veel gebruikt en zelfs in de Syrische liturgie opgenomen. De oorspronkelijke tekst ging verloren, maar men heeft hem grootendeels kunnen reconstrueeren uit den commentaar, dien S. Ephrem op dit werk heeft geschreven (vgl. Zahn, Tatians D., 1881). Er zijn ook zeer oude vertalingen gevonden in het Arabisch, Latijn, Oudhoogduitsch, en zelfs in het Middel-Nederlandsch. Het D. heeft grooten invloed gehad op de literatuur.

Lit.: in Rauschen-Altaner, Patrologie (1931, 80); Plooy, A primitive text of the D. (1923); Plooy, The Liège D. edited with textual apparatus. Kon. Akademie v. Wetensch. te A’dam (1929).

C. Smits.

Diatessaron in het Middelnederlandsch. De oud-hoogduitsche Diatessaron-vertaling is voor de reconstructie van den oorspronkelijken tekst zoo goed als waardeloos, omdat hij den Latijnschen tekst volgt van Victor van Capua (Codex Fuldensis uit de 5e eeuw), die hier bijna overal de vulgaat-lezingen van den H. Hiëronymus hersteld had en slechts nog eenige sporen van een Oud-Latijnschen Diatessaron-tekst bevatte, die ook op den Codex Bezae heeft ingewerkt. Tot voor kort hield men nu, dat ook onze „Middelnederlandsche levens van Jesus” (in de Bibl. van Mnl. Letterk. uitgegeven door dr. J. Bergsma, z. j. Leiden) naar denzelfden bedorven tekst van den Codex Fuldensis bewerkt waren; maar in 1923 heeft prof. D. Plooy te Leiden ontdekt, dat vooral het Limburgsche Leven van Jesus, thans te Luik berustend, maar geschreven in de Benedictijnerabdij van Sint Truyen ongeveer 1400, onmiddellijk naar een ouden Latijnschen tekst bewerkt was, die, misschien nog trouwer dan de Armeensche commentaar en de Oudarabische tekst, met inleiding en al den heelen zoo goed als ongedeerden Tatianus-tekst bevatte, zonder correcties naar de Vulgaat.

Hierdoor heeft deze Middelnederlandsche tekst (met zijn naaste verwanten: het Haagsche hs. uit 1473, en vooral het Stuttgartsche uit 1332, en een Münchensch Mhd. hs. Cg. 532 uit 1367, waarschijnlijk uit het Mnl. vertaald) ineens een onschatbare waarde gekregen voor de critische studie van onze prae-Hiëronymitaansche vier afzonderlijke Evangelieteksten, die volgens de beste deskundigen aan den Oud-Lat. tekst van Tatianus’ Diatessaron uit anno ca. 200 menige lezing ontleend hebben. Dat de tekst van 1400, blijkens het Stuttg. hs. reeds in 1332 bestaande, nu echter minstens tot 1271 teruggaat, blijkt uit een fout, die ons hs. met Maerlant’s Rijmbijbel gemeen heeft, waar in den tekst van den pottenbakker, evenals hier: porter voor potter te lezen staat. Prof. de Vooys heeft in verband hiermee waarschijnlijk gemaakt, dat onze Limburgsche tekst op een ouder Westvlaamsch origineel berust, maar prof. Plooy betwijfelt dit. Om dit alles moest nu deze Limburgsche Middelnederlandsche tekst zoodra en zoo nauwkeurig mogelijk wereldkundig gemaakt worden.

De publicaties van het Nederlandsch Instituut der Nijmeegsche universiteit (II, aflev. 1) brachten nu in 1926 een nauwkeurige Nieuw-nederlandsche vertaling van mej. T. van Kersbergen. Prof. Barnouw vertaalde hem in het Nieuw-Engelsch en prof.

Plooy werkt nu aan een internationale editie van den Limb. tekst zelf, met de vertaling van Barnouw eronder, en heel het critische apparaat uit de oude Armeensche Syrische, Arabische en Latijnsche bronnen. Uitgave der Kon. Akad. v. Wetensch. te Amsterdam in 1929 begonnen. De 3e aflevering in 1933 verschenen gaat tot fol. 43 v.

Jac. v. Ginneken.