Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Codde

betekenis & definitie

Codde - 1° (ook: Coddaeus) Petrus, apost. vicaris, *1648 te Amsterdam, ✝1710 te Utrecht. Oratoriaan, pastoor te Utrecht, in 1688 door paus Innocentius XI benoemd tot apostolisch vicaris van de Hollandsche Missie en titulair aartsbisschop van Sebaste. Reeds spoedig kwamen te Rome klachten binnen, dat hij het Jansenisme zou begunstigen; bij het ingestelde onderzoek wist hij zich echter grootendeels te rechtvaardigen. In 1697 publiceerde de Jezuïet Doucin een boekje: Mémorial abrégé, extrait d’un autre plus ample, touchant l’état et le progrès du Jansénisme en Hollande; kort daarop verscheen het in het Latijn: Breve memoriale, in 1705 in het Hollandsch: Kort memoriaal. Het is allerwaarschijnlijkst samengesteld door Adr. van Wijck, pastoor te Kethel, met behulp van de Jezuïeten Verbiest en Aerts en gaf een korte samenvatting van de klachten tegen Codde over begunstiging van het Jansenisme. Codde denuncieerde het Breve memoriale in Rome; paus Innocentius XII stelde een congregatie in van 10 kardinalen, om de aangelegenheid te onderzoeken; er verschenen talrijke verweerschriften (o.a. van Quesnel) en ook Codde zelf zond een verdediging in. 25 Sept. 1699 noodigde de congregatie Codde uit, persoonlijk naar Rome te komen; tijdens zijn afwezigheid moest hij de Cock als zijn provicaris aanstellen.

Na lang aarzelen besloot Codde te gaan; hij benoemde echter niet de Cock, doch 4 anderen tot provicarissen. 11 Dec. 1700 kwam hij te Rome aan, waar hij zeer welwillend ontvangen werd. 16 Febr. 1701 dienden 24 seculiere priesters der Hollandsche Missie een verklaring in bij de Propaganda, dat hier wel degelijk Jansenisme bestond; als antwoord zonden 303 priesters (onder wie alle leden van het Utrechtsche vicariaat en het Haarlemsche kapittel en alle aartspriesters) een suppliek ten gunste van Codde. Op zijn verzoek werden aan Codde de tegen hem ingebrachte beschuldigingen ter hand gesteld, waarop hij antwoordde in een Declaratio (2 Juni 1701) en Responsiones (15 Oct.), beide op de drukkerij der apostolische kamer gedrukt. Zijn verklaringen omtrent zijn eigen gevoelens ten opzichte van de leer van Jansenius en het begunstigen van het Jansenisme werden niet bevredigend geacht. Ten slotte werd hem gevraagd het formulier van Alexander VII zonder restrictie te onderteekenen.

Hij antwoordde, dat hij de veroordeeling der 5 proposities in sensu obvio wilde onderteekenen, maar het feit (dat zij in het boek van Jansenius stonden) kon hij niet aannemen; hij kon niet gelooven, dat de paus op dit punt meer dan een eerbiedig stilzwijgen kon eischen; in geweten kon hij ook niet de pauselijke onfeilbaarheid aannemen; wel wilde hij beloven er niets tegen te zullen schrijven of te zeggen. 13 Mei 1702 werd Codde in zijn bediening geschorst; de Cock werd door paus Clemens als provicaris aangesteld. De schorsing van Codde en de benoeming van de Cock stuitte op krachtig verzet van een deel der Nederlandsche geestelijkheid, die zelfs de hulp der (Protestantsche) wereldlijke overheid inriep en was het eigenlijke begin van de Jansenistische scheuring. Codde keerde in 1703 naar ons land terug. 3 April 1704 werden zijn werken te Rome veroordeeld en hij definitief uit zijn ambt ontzet. Ofschoon hij zich verder niet meer met het kerkelijk bestuur heeft ingelaten, bleef hij, ondanks de pogingen van den nuntius te Keulen op zijn laatste ziekbed, de onderwerping aan Rome weigeren.

L i t.: C. P. Hoynk van Papendrecht, Hist. eccl. Ultraject. (Mechelen 1725, 39-67); F. Nippold, Die altkath. Kirche des Bist. Utrecht (1872, 27-41); Pastor, Gesch. d. Papste (XIV, 1021 vlg., 1138-1143). J.de Jong 2° Pieter, schilder te Amsterdam; *1599, ✝1678. Vnl. portretten en genrestukken in klein formaat.

Deze laatste vooral zijn niet onverdienstelijk en hebben een eigen stijl; zijn koloriet is fijn, maar koel en gedempt. Verwant met hem zijn Palamedes en Duck, wier werken onderling wel verwisseld worden, hoewel Palamedes wat levendiger kleuren heeft. Codde was in hoog aanzien, wat o.a. blijkt uit de opdracht om het schuttersstuk, dat Fr. Hals in 1637 in Amsterdam onbeëindigd had gelaten, te voltooien. Hij was zeer vruchtbaar en er is veel van hem bewaard.

L i t.: O. Holland (II, III, IV, VI, XI): Th. v. Frimmel, Kleine Galerie-studien (1891); Neue Folge (3e afl. 1896); v. Wurzbach, Nied. Künstlerlex. Schretlen.

< >