Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Cocospalm

betekenis & definitie

Cocospalm - (klapper, Mal. k e l a p a), Cocos nucifera L., behoort tot de fam. der palmen. Afkomstig van de Braziliaansche kust en naburige eilanden. Thans in alle tropische en subtropische landen. Goede vruchtzetting echter slechts tusschen 18° N. en 18° Z. Beste groei in lage streken. Op 1000 m hoogte komt de c. niet meer voor. De slanke, grijze, soms zeer gebogen stam wordt 20-25 m hoog en is ringvormig gemerkt door de litteekens van afgevallen bladeren.

Aan den voet is hij soms balvormig verdikt (voorraadschuur). Zulke boomen zijn goede groeiers. Het hout van den stam is waardeloos. De kroon bestaat uit 20-30 bladeren, 4 à 5 m lang, bestaande uit een sterke hoofdnerf, met smalle, 50 cm lange, veersgewijze bevestigde zijblaadjes. Elk jaar vallen ca. 10 bladeren af. Het jongste, nog opgerolde en zachte blad heet palmiet.

Het wortelstelsel bestaat uit gelijkwaardige, zich lateraal uitstrekkende, bijwortels. De voedende wortels gaan 80 cm diep, de waterzoekende veel dieper. De bloeikolven (éénhuizige plant), in jongen toestand door een scheede omgeven, staan in de bladoksels. Bij een volwassen palm verschijnen er 10 à 12 per jaar. Aan elken stand rijpen 5-35 noten, waarvoor zij een jaar noodig hebben. De noot, gevuld met vocht, bevat van binnen het vruchtvleesch (13-15 mm dik); hieromheen zit de harde schaal (3-4 mm) met 3 donker gekleurde kiemgaten en geheel buitenom de vezelbast (3-6 cm).

Na 10 jaar geeft de palm de eerste vruchten. Het krachtigst is hij van zijn 20-40e jaar. De palm eischt een vruchtbaren, goed gedraineerden klei- of vulkanischen grond. De rijpe noten worden een maand na den pluk in rijen op kweekbedden gelegd (in droge streken kunstmatig beschaduwd), waar zij 6-8 maanden blijven. Van hier komen zij in het veld (beste plantwijdte 9x9 m), waar men ze liefst in ruitverband plant.

Als grondbedekker neemt men kruipende groenbemesters (Crotalaria, Mimosa), maar plant soms ook maïs of katjang tusschen de jonge boomen. Voor bemesting, vooral met K- en Na-zouten, is de palm zeer dankbaar. De noten plukt men rijp en liefst om de 2 maanden. De gemiddelde opbrengst is: 60 noten per boom per jaar. De gevaarlijkste vijanden zijn: Oryctes rhinoceros (→Klappertor), Rhyncophorus (→Snuitkever) en de →sabelsprinkhaan. Menrath.

< >