Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Celdeeling

betekenis & definitie

Celdeeling - Nieuwe cellen ontstaan door deeling van reeds voorhanden cellen. Aan de celdeeling gaat meestal een deeling van de kern vooraf, welke op tweeërlei wijze kan geschieden.

1° Indirecte of mitotische kerndeeling of karyokinese, waarin vier phasen onderscheiden worden. In de prophase ontstaat uit het kernskelet een lange draad, die zich verdeelt in stukken, de kernlissen of chromosomen, waarvan het aantal voor elke planten- of diersoort constant is. Zij zijn op te vatten als lininedraden, waarin op regelmatige afstanden chromatineschijfjes zijn ingeschakeld. Tegelijkertijd verdwijnen kernvlies en kernlichaampjes (nucleoli); de laatste worden misschien opgelost, misschien in de substantie der kernlissen opgenomen.

Van twee tegenover elkaar liggende polen van het cytoplasma gaan nu stralingen uit, die zich vertoonen als bundels van draden, welke elkaar ontmoeten in het zoogenaamde equatorvlak. Zoo ontstaat de kernspoel. Bij dieren en lagere planten, waar centrosomen aanwezig zijn, hebben deze zich vóór de kerndeeling gesplitst in twee helften, welke middelpunten vormen, vanwaar de stralingen uitgaan (fig. d).

In de metaphase rangschikken de kernlissen zich in het equatorvlak en deelen zij zich overlangs In de anaphase bewegen de helften der chromosomen zich naar de twee polen van de kernspoel, misschien ten gevolge van het korter worden van bepaalde draden, die men trekdraden genoemd heeft.

In de telophase vormen de kernlissen weer een kluwenachtigen draad, welke weer overgaat in een kernskelet, dat gezamenlijk met het kernvocht omgeven wordt door een kernvlies. Nu treden ook de nucleoli weer op.

2° Directe of amitotische kerndeeling of fragmentatie bestaat in een doorsnoeren van de kern in twee helften, zonder dat daarbij kernspoel en kernlissen gevormd worden (o.a. bij Characeae). Na de kerndeeling volgt celdeeling, doordat het protoplasma in tweeën verdeeld wordt. De vorming van een celwand tusschen deze twee helften kan op tweeërlei wijze geschieden:
a) de draden van de kernspoel zwellen in het midden op en vormen samen de celplaat of phragmoplast, die overgaat in een protoplasmatische laag, welke zich splijt in twee lagen, die elk in de richting van het vlak van splijting celwandstof gaan afscheiden (simultane buitenlaagvorming).
b) Bij succedane vorming der buiten laag blijft deze steeds in verbinding met de oude buitenlaag, om, daarvanuit groeiend, de cel ten slotte in tweeën te verdeelen.

De celdeeling van meerkernige c., zooals bij Coeloblasten, verloopt onafhankelijk van de kerndeeling. Onder multipele celdeeling verstaat men het verschijnsel, dat het protoplasma eerst dan in nieuwe c. verdeeld wordt, nadat door herhaalde kerndeelingen meerdere kernen in het protoplasma zijn komen te liggen. Dit is o.a. het geval in den embryozak van de Phanerogamae; ook de voortplantingscellen van vele wieren en zwammen ontstaan op deze wijze.

Lit.: Guilliermond, Mangenot en Plantefol, Traité de cytologie végétale (1932); Höber, Physikal. Chemie der Zelle und der Gewebe (1926); Doncaster, An introduction to the study of cytology (1926); prof. Grégoire, La Cellule (tijdschrift).

Melsen.