Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Boveri

betekenis & definitie

Boveri - Theodor, zoöloog; * 1862 te Bamberg, † 1915 te Würzburg, waar hij prof. aan de universiteit was. B. heeft op het gebied van het onderzoek der diercel baanbrekend werk verricht.

Hij ontdekte o.a. de centrosomen, die bij de deeling van de dierlijke cel een belangrijke rol spelen, en bracht heel wat bewijsmateriaal bijeen voor de opvatting, dat de chromosomen de stapelplaatsen van de erfelijke eigenschappen zijn. In 1888 reeds wees hij voor het eerst op het belang van het feit, dat het aantal chromosomen, behoudens enkele uitzonderingen, bij de individuen van een bepaalde soort steeds hetzelfde is („Zahlengesetz der chromosomen”).

Zijn in 1895 gepubliceerde merogonie-onderzoekingen, waarbij de invloed van de chromosomen der spermatozoën na bevruchting van kernlooze eifragmenten werd nagegaan, bleken volgens zijn laatste posthume publicatie (1918) niet vrij van fouten bronnen. Desondanks blijft zijn werk van groote beteekenis, omdat het den weg heeft geopend voor het verdere cytologisch onderzoek, dat het onomstootbaar bewijs bracht van de localisatie der erffactoren in de celkern.

Waar hij in zijn in 1904 gepubliceerd werk over de celkern tot de uitspraak komt, dat gedeelten van homologe chromosomen kunnen uitwisselen, waardoor een grooter aantal erfelijke combinaties tot stand kunnen komen dan de aanwezige chromosomen laten voorzien, legde hij de hechte basis, waarop Morgan en zijn school eerst na 1910 de chromosoomtheorie met al haar consequenties zouden grondvesten.

Werken: Über die Belruchtungsund Entwicklungsfähigkeit kernloser Seeigeleier und die Möglichkeit ihrer Bastardierung (1895: Arch. f. Entwicklungsmechanik II, 394-443); Ergebnisse über die Konstitution der chromatischen Substanz des Zellkerns (Jena 1904); Zwei Fehlerquellen bei Merogonieversuchen und die Entwicklungsfähigkeit merogonischer und partiell-merogonischer Seeigelbastarde (1918; Arch. i. Entwicklungsmechanik, XLIV, 417-471).

Dumon.