Bouwconstructie - is de verbinding van bouwmateriaal tot een bouwwerk of tot een onderdeel van een bouwwerk. Men kan de b. op velerlei wijze onderverdeelen, o.a. naar hun doel: dragende b. (bijv. fundeeringen, muren, zuilen), overspannende b. (bijv. balklagen, strekken, bogen, gewelven), bekleedende, opvullende of bedekkende b. (bijv. betimmeringen, paneelen, dakbedekkingen, zinken goten).
Men kan onderscheid maken tusschen vaste (bijv. metselwerk, kappen, trappen) en beweeglijke b. (bijv. deuren, ramen). Ook de aard der veelvuldig toegepaste materialen doet bepaalde vormen en methoden ontstaan: houtverbindingen, steenverbanden, ijzerconstructies, gewapend-betonconstructies. De oudere b. berusten in hoofdzaak op ervaring en traditie. Vele daarvan handhaven zich ook heden als zeer doelmatige oplossingen. Daarnaast echter zijn in den tegenwoordigen tijd een aantal nieuwe b. ontstaan of oude omgevormd.
Drie factoren beïnvloeden in hoofdzaak deze verandering:
1° Tegenwoordig is het mogelijk de in de b. optredende krachten en spanningen te berekenen (➝ Statica), waardoor de toelaatbare minimumafmetingen der onderdeelen kunnen worden bepaald, hetgeen voert tot een zuinige toepassing van het materiaal, soms rationeeler vormen en constructiewijzen en vele nieuwe oplossingen.
2° Naast den vernieuwenden invloed der wetenschappelijke berekening staat de veranderde wijze van vervaardiging. De oude b. werden uit de hand gemaakt, hetgeen een groote vakbekwaamheid eischte. De mogelijkheid, vele b. of onderdeelen met behulp van machines te vervaardigen, hetgeen goedkooper dan met de hand kan geschieden, deed de vraag naar machineproducten stijgen; door de verminderde afzetmogelijkheid van het handwerk ging dit in kwaliteit achteruit, wat opnieuw de machinale fabricage stimuleerde. Niettemin wordt in het bouwbedrijf nog veel van handenarbeid gebruik gemaakt; de verminderde vakbekwaamheid en de hoogere loonen hebben tot het streven geleid, de b. zooveel mogelijk op eenvoudige wijze samen te stellen uit tevoren machinaal gereedgemaakte onderdeelen, welker vorm aangepast werd aan de eischen van eenvoudige machinale vervaardiging. Voor het samenstellen van geheele b. en standaardiseering daarvan is de machine slechts in enkele gevallen met succes toegepast, en dan nog met behoud van een groot aantal verschillende standaardtypen (bijv. binnendeuren, stalen ramen, raam- en deurbeslag, enz.).
3° Een derde oorzaak van verandering der gebruikelijke b. ligt in de toegepaste materialen. De moderne constructeur heeft eenerzijds de beschikking over een groot aantal materialen, welke vroegere geslachten niet of nauwelijks kenden (gewapend beton, constructie-ijzer, vele soorten platen voor het maken van lichte wanden, glazen bouwsteen, triplex, multiplex, enz.), anderzijds moet hij er rekening mede houden, dat bijv. het timmerhout in het algemeen minder deugdelijk is en alleen in kleinere afmetingen verkrijgbaar is dan vroeger het geval was.
Ten slotte hebben ook de bijzondere eischen, die men tegenwoordig stelt, tot vele nieuwe b. gevoerd: eischen van brandvrijheid, verminderde gehoorigheid (tusschen verschillende verdiepingen), hygiënische, en aan bepaalde gebouwen als fabrieken en ziekenhuizen te stellen eischen.
In de geschiedenis hebben bouwconstructie en architectonische conceptie („lichaam” en „geest”) elkander voortdurend beïnvloed. Een ideaal, dat de architect wil verwezenlijken, doet hem zoo noodig zoeken naar nieuwe constructies. En van den anderen kant: het vinden van nieuwe materialen of nieuwe constructies kan den scheppenden geest brengen tot nieuwe concepties. In het algemeen kan men wel zeggen, dat bloeitijdperken der bouwkunst gekenmerkt zijn door „constructieve eerlijkheid” en „ambachtelijke zuiverheid”, dus door een juist inzicht in, en een meesterschap over de b.
Bijv. in de middeleeuwen werden meestal de b. zichtbaar gelaten. Door hun logische, duidelijk sprekende samenstelling en feillooze uitvoering, dank zij kundige en met liefde tot hun vak bezielde ambachtslieden, droegen deze constructies bij tot de schoonheid der bouwwerken. Na de Renaissance en later met het Klassicisme gaat dit gevoel voor eerlijkheid in de vormgeving verloren. Het gebruik van bekleedingsmaterialen, die de b. aan het oog onttrekken, komt meer en meer in zwang: de balken zolderingen gaan schuil achter gestukadoorde plafonds, het metselwerk der gevels achter pleisterwerk enz.
Vooral de 19e eeuw voert tot diep verval op dit gebied. Totdat o.a. Semper in Centraal-Europa, Viollet-le-Duc in Frankrijk en in Ned. dr. P. Cuypers en dr. H. P. Berlage, ieder op hun wijze, nadruk leggen op de beteekenis van de constructie als voorwaarde voor architectonische schoonheid.
Dit ideaal is in zijn juiste proporties in het geheel niet materialistisch. Het is echter vaak zeer eenzijdig voorgestaan. De voorvechters dezer zienswijze vervallen echter dikwijls in een ander onjuist en „materialistisch” uiterste, wanneer zij beweren, dat alléén de deugdelijkheid der constructie voorwaarde is voor het verkrijgen van bouwkunstige schoonheid. Ook de nieuwe zakelijkheid is onder sommige opzichten een verlengstuk van bovengenoemde eenzijdige theorie.
“v. Embden.
”