Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Boskoop

betekenis & definitie

Boskoop - gem. in Z. Holland, aan de Gouwe, opp. 826 ha, 7800 inw., waarvan 25% Kath. Centrum voor boomkweekerij.

Deze kweekerijen zijn ontstaan uit zgn. pleziertuinen. Reeds omstreeks 1500 werden er te Boskoop sier- en vruchtboomen voor den handel gekweekt. In 1865 richtte men hier de Pomologische Vereeniging op. In 1899 volgde de Rijkstuinbouwschool, welke nu hoofdzakelijk opleidt voor de Indische cultures.

Men kweekt er vooral coniferen, buxus, azalea’s, pioenen, rozen en rhododendrons. De uitvoer geschiedt naar alle werelddeelen, meest Duitschland en Ver. Staten.

B. is ontstaan rondom een hofstede, door de Holl. graven hier ca. 900 gebouwd. Later had het geslacht Amstel hier bezittingen, die via het Holl. gravenhuis aan de abdij van Rijnsburg overgingen. De streek rondom Boskoop, een laagveengebied, was zeer boschrijk. Hieruit ontstonden later de zgn. pleziertuinen.

Blaauw.