Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Borromini

betekenis & definitie

Borromini - Francesco, Ital. bouwmeester, naast Bernini de grootmeester van den Ital. Barokbouw. * 1599 te Bissone (aan het meer van Lugano), † 1667 te Rome.

Zijn eigenlijke naam is Castello, maar sinds 1628 noemt hij zich Borromini. Eenige jaren wijdt hij zich aan de beeldhouwkunst, maar op 18-jarigen leeftijd stelt hij zich te Rome onder leiding van Maderna en na diens dood (1629) onder Bernini. Zoo werkt hij met deze meesters samen aan de Sint Pieter (baldakijn) en het Palazzo Barberini (vensteromlijstingen der onderste verdieping). Als bouwmeester komt hij eerst tot zijn recht bij den bouw van de kerk S. Carlo alle Quattro Fontane, verbonden met het klooster der Trinitariërs.

Zijn grootste activiteit kan hij ontplooien als zijn tegenstander Bernini bij paus Innocentius X in ongunst is. B. stond bekend als een vroom mensch, doch zijn eenzelvigheid bracht hem ten slotte tot ziekelijke somberheid. In een vlaag van melancholie doorstak hij zich met zijn eigen degen en stierf aan de verwonding.

Borromini zoowel als zijn tegenstander Bernini haalden hun inspiratie van de bouwwijze van Michelangelo. Beiden hebben een hartstocht voor het kolossale, voor elkander doorwevende en doordringende ruimten, maar Borromini is meer bewogen in al zijn uitingen. Meer nog dan Bernini werkt hij geheel onafhankelijk van de Klassieke modellen, zijn bouwlijnen neigen naar een opwaartsche vaart, zijn grondplan zet zich uit naar het ronde of zeshoekige (vgl. de drie ontwerpen voor de S. Carlo in de Albertina te Weenen), de gevels buigen in, de hoeken tracht hij af te ronden, weg te slijpen en te verbergen onder schier overdadige versieringen. Bijzondere zorg besteedt hij aan deze laatste. Voor het schilderachtig effect zijner bewogen wanden gebruikt hij de bouwelementen zelf zonder, gelijk velen zijner middelmatige navolgers, zijn toevlucht te nemen tot de polychromie: met uitstekende en inspringende lijsten en welvende of inbuigende vlakken bereikt hij een groot harmonisch spel van licht en donker, dat aan zijn werk een groote schilderachtigheid verleent. Zuilen laat hij in zijn ruimtescheppingen bij voorkeur achterwege: de bouwdeelen zelf bewegen zich a.h.w. naar het hoofdmoment der ruimte heen (zoo in de universiteitskerk S. Ivo della Sapienza, een centraalbouw, zonder zuilen, die geheel gericht is naar het hoofdaltaar in de Oostpunt van de zespuntige ster van het grondplan).

Tamboer en koepel doordringen elkaar met dien verstande, dat de laatste bijna geheel verzinkt in de eerste (vgl. S. Ivo). Een van zijn geliefkoosde siermotieven is het gevleugeld cherubijnenkopje. Hij is de voorlooper van Guarini (Turijn, Sicilië) en Pozzo. Zijn sterk bewegende Barok wordt in de Duitsche landen overgenomen (vooral Weenen: Karlskirche, en Praag) en komt van Spanje tot in Latijnsch Amerika. Hoezeer de Klassicistisch gerichte Fransche bouwmeesters ook Borromini’s architectuur verfoeiden, zijn sierkunst beïnvloedt sterk de Fransche Rococo (Oppenort, Meissonnier).

Voorn. werken: S. Carlo alle Quattro Fontane te Rome (1634-1641; 1661; 1667: gevel); Oratorium van den H. Philippus Neri (1637-1650); S. Ivo della Sapienza (1642-1660); S. Andrea della Fratte (1654-1665, met onvoltooiden koepel); S. Maria de Sette Dolori op den Janiculus; S. Agnese in Piazza Novana (1652-1657, door Carlo Rainaldi gewijzigd en voltooid); een deel van het College der Propaganda (1646-1667, door Bernini begonnen); ombouw van het lengteschip van S. Jan van Lateranen (1646-1649); zuilengalerij in Palazzo Spada; Villa Falconieri in Frascati (1638-1641). — Lit.: Baglione, Le vite de pittori, scultori et architetti (Rome 1642); Munoz, Fr. B. in Sei e Settecento Italiano (1920); Guidi, Fr. B. (1920); Weisbach, Die Kunst des Barock. Inleiding op de afbeeldingen in Propylaen-Kunstgesch. (1924); Hempel, Fr. B. (1924); Munoz, Roma barocca (21928); Adler in Wasmuth’s Lexikon der Baukunst (1 1929, 548).

Knipping.