Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Bontsoorten

betekenis & definitie

Bontsoorten - Vroeger was bont hoofdzakelijk afkomstig van in het wild gevangen pelsdieren, levende in koude streken; thans ook veel van in gevangenschap gefokte dieren. Bont is een mode-artikel; de prijs wordt echter ook bepaald door zeldzaamheid en gedistingeerdheid.

Het meest gebruikte bont wordt bereid uit konijnevellen, welke of in natuurlijken vorm of zeer kunstig geverfd en bewerkt in den handel komen onder andere benamingen. Bekende bontsoorten zijn afkomstig van ottersoorten (lutra), oorenrob (sealskin), marter, sabeldier, bunzing, skunks (Amer. stinkdier), waschbeer, moerasotter of nerts, nutria of bever, zilvervos, kruisvos, blauwvos, opossum, bisamrat, mol, fret; verder van het Karakulschaap en Bocharavetstuitschaap (astrakan). Hermelijn, vroeger alleen door regeerende vorsten gedragen is thans uit de mode. Zeer zeldzaam is het bont van den Siberischen eekhoorn. Tot de konijnevellen, die in natura gebruikt kunnen worden, behooren: die afkomstig zijn van: Chinchillakonijn, pels (Feh)konijn, marterkonijn, Castorrexkonijn, blauw en wit Weensch konijn en de vele kortharige konijnenrassen.