Bloedspuwing - haemoptoë, haemoptysis (Gr. haimoptusis = het bloedhoesten). Bloeding uit de ademhalingswegen kan voorkomen tengevolge van: verwonding der long bij ongeval, inademing van gifgassen, uitgezette ader aan de voorzijde der luchtpijp, verwijdingen der bronchiën, longgezwel, longabces, echinococcus van de long, hartgebrek, maar vooral tengevolge van tuberculose.
Negentig procent der bloedspuwingen wordt door longtuberculose veroorzaakt. Bij tuberculeuze mannen ziet men tweemaal meer bloedspuwingen dan bij vrouwen, terwijl kinderen slechts hoogst zelden bloed opgeven. In voor- en najaar komen vaker bloedingen voor dan in zomer en winter. Door het tuberculeuze proces worden kleinere of grootere takken van de longslagader aangevreten, in den wand van het vat komt een scheur, bloed treedt naar buiten en het is dit bloed, dat de patiënt ophoest. Het bloed is vaak helrood en schuimend, doch kan ook donker van kleur zijn. De hoeveelheid varieert tusschen een streepje bloed aan het sputum en een dusdanige kwantiteit, dat de patiënt binnen enkele minuten door verstikking of verbloeding sterft.
Dit laatste komt echter maar sporadisch voor. In het algemeen zijn longbloedingen maar uiterst zelden levensgevaarlijk. In elk stadium van tuberculose kunnen b. voorkomen. Soms is bloed opgeven het eerste door den patiënt waargenomen en begrepen teeken van niet gezond zijn (initiale haemoptoë).
Tijdig inroepen van medische hulp kan hiervan het gevolg zijn. Bij een b. is het van het allergrootste belang, dat het bloed snel en zoo volledig mogelijk uit de luchtwegen verwijderd wordt. Men late den patiënt, door kussens gesteund, rechtop zitten, spore hem aan bij den minsten hoestprikkel maar flink en onbevreesd door te hoesten en geve hem, in afwachting van den medicus, een lepel keukenzout in wat water.
→ Bloedbraken. Henneman.