Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Bloeding

betekenis & definitie

Bloeding - het uittreden van bloed buiten de vaten. Het bloed kan daarbij al dan niet in het lichaam blijven (in- of uitwendige b.). Bij inwendige b. in een hol orgaan hoopt het bloed zich in dat orgaan op (maag, darm, urineblaas), en kan eventueel van daaruit naar buiten komen.

In andere gevallen ontstaat een bloeduitstorting (haematoom). Deze kan gering zijn en zich beperken tot de omliggende weefselspleten, als bij blauwe plekken; zij kan echter ook de weefsels uiteen dringen en een grooten bloedzak vormen. Gewoonlijk wordt na het ophouden der b. de bloeduitstorting door het lichaam zelf geresorbeerd, opgelost en verwijderd. Soms wordt de bloedzak door een wand omgeven, die kan verkalken.

Behalve door uitwendige beschadiging kan b. optreden, doordat de bloedvaatwand door een ziekteproces in de omgeving wordt aangevreten, als bij tuberculose, kanker; ook kan zij optreden door een ziekte van den bloedvaatwand zelf, die alsdan geen weerstand meer bieden kan aan den druk, waaronder het bloed staat. Tenslotte kan de vaatwand door ziekelijke omstandigheden abnormaal doorlaatbaar zijn. Ook bij sommige ziekten van het bloed zelf treden bloedingen op. Bestaat een neiging tot spontane bloedingen dan spreekt men van haemorrhagische diathese.

Kleinere bloedingen hebben alleen beteekenis, wanneer zij in een belangrijk orgaan plaats vinden. Zoo kan een kleine bloeding in het netvlies tot blindheid voeren. Langdurig bestaan van gering bloedverlies kan bloedarmoede veroorzaken (aambeien, maagzweer). Een zeer sterk bloedverlies voert tot ernstige verschijnselen: oorsuizen, slapte, duizeligheid, flauwte, en kan tenslotte doodelijk zijn. De behandeling bestaat in het rust geven van het betreffend orgaan, bloedstelping, inspuiting van bloedstelpende middelen en toevoer van nieuw bloed door bloedtransfusie. Kleine kinderen en oude menschen verdragen bloedverlies slecht.

De bloedingen onderscheidt men in aderlijke en slagaderlijke. Bij de slagaderlijke spuit het bloed helderrood met stooten uit de wond en wordt de b. minder door druk boven de wond; bij een aderlijke bloeding is het bloed donkerder, vloeit regelmatig en neemt de bloeding door druk boven de wond toe.

Hoogleggen, drukverband op de wonde, bij slagaderlijke bloeding dichtdrukken van de slagader boven de wonde zijn de middelen om de b., althans voorloopig, tot staan te brengen. v. Balen.

< >