Bloeddruk - In de bloedvaten staat het bloed onder bepaalden druk. Deze bloeddruk is afhankelijk van verschillende factoren.
Hij wordt voor een groot deel bepaald door de kracht, waarmee het hart het bloed in de vaten pompt, en door den weerstand, dien het bloed op zijn weg door de vaten ontmoet. Beide factoren zijn aan wisselingen onderhevig, waardoor ook de bloeddruk voortdurend wisselt. Stand van het lichaam, maaltijd, inspanning, slaap, emotie, leeftijd, sekse hebben invloed op de hoogte van den bloeddruk. Ook het gestel van het individu is van beteekenis, zoodat bij den eenen persoon onder gelijke omstandigheden de bloeddruk belangrijk lager kan zijn dan bij den anderen. Daarom is het niet mogelijk nauwkeurig de hoogte van den „normalen” bloeddruk op te geven. Men meet den bloeddruk niet direct; hiertoe zou men den slagader in directe verbinding moeten brengen met een drukmeter (manometer).
In verschillende bloedvaten is de bloeddruk niet gelijk. Men bepaalt zich ertoe den druk te bepalen in den slagader van den bovenarm. Daartoe wordt een gummimanchet om den arm gelegd en deze met lucht opgeblazen tot men het kloppen der polsslagader niet meer voelt; de armslagader is dan door de manchet dichtgedrukt. Het oogenblik, waarop bij dalenden druk in de manchet de pols weer is te voelen, wordt als de hoogte van den bloeddruk aangenomen.
De druk in de manchet is dan gelijk aan den druk in de slagader. De druk, die op het gegeven oogenblik in de manchet bestaat, wordt aan een ermede verbonden drukmeter afgelezen. Deze druk wordt in mm kwik weergegeven. Getallen van 115—150 mm kwik kunnen bij personen van 20—60 jaar gewoonlijk als normaal worden beschouwd.