Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Altaarstuk

betekenis & definitie

Altaarstuk - is in de Christ. kunst de uitbeelding van een gewijd onderwerp, op den muur achter het altaar aangebracht, of meestal in een lijst op het altaar geplaatst, of daarachter aan den wand opgehangen. In de 11e eeuw werd dikwijls in plaats van een geborduurd of geweven doek een blijvende opbouw op of achter het altaar gezet, waarvan niet zelden het met een fries en lijsten afgezet bovenstuk ruimte gaf voor een schilderij, een reliëf of voor beelden. Was aanvankelijk deze structuur meest van metaal, niet zelden met emailwerk versierd, in de 13e eeuw begon men veelvuldig steen te gebruiken en in de 14e eeuw werd, vooral in het steen-arme Noorden, het hout algemeen. De voorkant dezer constructie wordt retabel geheeten.

De eigenlijke schilderdecoratie (in meer bijzonderen zin het altaarstuk) begint niet voor de 12e eeuw (S. Silvester in Capite te Rome, e.a.). Reeds vroeg zijn altaarstukken in Westfalen (Soest) bekend. Met het gebruik van hout kwam ook de drie- of vijfdeeling van het altaarstuk in zwang, zoowel in Italië als in Duitschland, waar ook tegen de 14e eeuw reeds houtsnijwerk wordt aangetroffen. De retabel ontwikkelt zich vooral in het laatste land tot bijzonderen rijkdom, door versiering met wimpergen, fialen en kruisbloemen, door rijke beschildering van middenpaneel en van de dichtslaande luiken, die niet zelden ook van buiten nog schilderingen droegen. In de 15e eeuw neemt het schilderij de heele retabel in beslag.

Maar in de Zuid-, West- en Nederduitsche scholen geraakt terzelfder tijd het houtgesneden altaar tot hoogen bloei, welke bloei tot ver in de 16e eeuw voortduurt. In Nederland en van Nederlandsche meesters zijn vele van deze geschilderde of houtgesneden altaarstukken bekend. Een aan overdaad grenzende versiering vertoonen de altaarstukken der Spaansche laat-Gotiek met hun zwaar gepolychromeerd houtsnijwerk. In de stijlperiode van het Barok raken de houtgesneden altaarstukken sterk op den achtergrond, om te vrijer baan te laten aan het geschilderde en het steengehouwen a. In de vorige eeuw bracht de neo-Gotiek een over het algemeen armtierige opleving van het houtgesneden a.

Lit.: J.Braun, Der christl. Altar (2dln.1924).

Knipping.

< >