Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-01-2024

Adam en Eva

betekenis & definitie

1° Iconographisch.

(Voorstelling in de kunst) Worden in de Christel. kunst vnl. uitgebeeld bij hun schepping, zondeval, uitdrijving en boete. Ong. einde 2e eeuw komt de zondeval voor (Catacomben Napels). A. en E. staan naast een boom, waaromheen de slang (in de latere kunst niet zelden los van den boom, soms rechtop op haar staart staande, soms met vrouwenhoofd). Omtr. de 6e eeuw de schepping van Eva (sarcophaag te Rome): God ontneemt den slapenden A. een ribbe (latere voorst. : E. rijst uit A.’s zijde op). De uitdrijving het eerst op een kistje in Pesaro (7e eeuw) : God (in latere voorstell. de engel) drijft de eerste ouders uit. In de monumentale kunst en in de hss. zijn deze episoden vaak in den grooten cyclus der Schepping opgenomen.

Na de Vroeg-Renaissance worden nagenoeg alleen schepping, zondeval en uitdrijving uitgebeeld. Bekendste voorst. door Michelangelo in de Sixtijnsche kapel te Rome.

L i t.: Kirchner, Die Darstellung des ersten Menschenpaares (1903).

Knipping.

2° Picturaal.

Een der voornaamste problemen van de schilderkunst, nl. de vermeestering van de menschfiguur, is niet weinig tot oplossing gebracht, doordat de kerk. kunst A. en E. moest uitbeelden. Het Italiaansche Quattrocento en de Ned. paneelkunst beginnen er van meet af aan mee, de eerste (Masaccio) door een dramatische synthese van de bewegende figuur, de tweede (J. v. Eyck) door nauwkeurige detailobservatie van het statuarische model. Samenvoeging van fig. en landschap, vulling der gestalte met psychisch leven gelukte reeds aan H. v. d. Goes. Saamvoeging van dit alles was een der hoofdopgaven voor den 16e-eeuwer Jan Gossaert.

Daarnaast trad in de Hoog-Renaissance een streven op om de menschfiguur te idealiseeren (Raffael, Palma Vecchio, Dürer). De Renaissance en de Barok voelden weinig voor het vraagstuk van schuld en boete, zoodat zoowel bij Vlamingen (Rubens) als bij Italianen (Albani) het onderwerp tot een propos d’amour met arcadisch karakter wordt. De 19e eeuw, die nauwelijks de verbinding van het religieus gevoel met het naakt duldde, heeft „aller treurspelen treurspel” zorgvuldig ontweken (EL Thoma).

de Jager.

3° In de letterkunde.

Reeds in de M. E. waren A. en E. geliefde figuren op het tooneel of voor het verhaal. Uit de 12e eeuw dateert het Fransche drama van Anglo-Normandischen oorsprong Representatio Adae, voor een deel Lat., voor het grootste deel Fr. Het werd teruggevonden in de Benedictijnerbibliotheek van Tours en voor het eerst in 1854 uitgegeven door Victor Luzarches. Uit de 13e eeuw kennen we van Liutwin een A. en E., en uit de 14e eeuw een Wiener Passion. In de Erste Bliscap treden zij incidenteel op.

Het 16e eeuwsche schooldrama ontleende aan de geschiedenis van A. en E. dikwijls zijn stof: Macropedius, Adamus (1552) ; ook in andere stukken : Hans Sachs, Tragédie von der Schöpfung, Fall und Austrcibung Adams aus den Paradies (1548); id., Spiel von Adams Kinder (1653). Du Bartas’ La semaine vertelt de schepping in zeven „dagen” ; daarin treedt A. met E. op (1578). Dit epos beleefde meer dan 30 uitgaven in zes jaar, terwijl het vaak vertaald is. Hugo de Groot schreef het spel Adamus exul, dat grooten invloed had op Vondels zie A. in Ballingschap (1664), de beste bewerking in onze letterkunde. In 1667 verscheen het epos Paradise Lost van John Milton. Het is geschreven in blanke verzen en heeft een geweldigen invloed gehad, ook in ons land.

Een Duitsche vertaling ervan is die van J. J. Bodmer in 1732. Klopstock schreef een treurspel in verzen, Der Tod Adams (1757). In de 19e eeuw bleef de stof populair. Jan van Rijswijck dichtte ietwat humoristische verzen, Adams Klagten (in Volkslust 1850); Moritz Hartmann, A. und E. (1851).

Ook de 20e eeuw bleef aan de stof haar aandacht wijden : Ernst Nocken, A. und E. (1909) ; Siegfr. Lipiner, Adam (1913) ; Joachim Gasquet, Le paradis retrouvé (1911) ; de Nederlandsche letterkunde kan daarbij bogen op een werk als De Paradijsvloek van Alph. Laudy (1919) en Eva’s Droom van Felix Rutten (z.j.) Beide stukken wijken in geenen deele van de historische waarheid af en veroorloven zich alleen vrijheden waar dat noodig was voor de psychologiseering der stof.

Gielen.

Het leven van Adam en Eva is een apocryph, hetwelk phantastische verhalen geeft over de zonde, de boetvaardigheid en den dood van Adam en Eva. Ondanks veel onzekerheid schrijft men het toe aan een Jood in de 1e eeuw na Christus; het vertoont veel gelijkenis met de Apocalyps van Moses. zie Adamboeken.

U i t g.: (Lat. tekst) W. Meyer, Abhandl. der bayer. Akad. der Wissenschaften, 1 KI. 14 Bnd. 3 Abth. München 1879, 185 vlg.); Dict. de la Bible, Supplém. I 1928, 101 vlg.).

Greitemann.

< >