Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

VERGODDELIJKING

betekenis & definitie

(1) is als vertaling van het Lat. deificatio en het Gr. theopoièsis de term waarmee voornamelijk bij Athanasius en de Griekse Vaders het feit wordt uitgezegd, dat de door Christus verloste en begenadigde mens door de inwoning des Geestes vergoddelijkt is, d.w.z. deelgenoot gemaakt aan de goddelijke natuur. Deze vergoddelijking is een reëel feit, reeds hier in dit aardse leven, ook al ligt de volle uitgroei, verwerkelijking en beleving er van nog in de toekomst en is zij in deze zin eschatologisch. „God werd mens, om de mens tot god te maken, te vergoddelijken,” luidt het axioma dat wij voortdurend in de Griekse patristiek aantreffen.

Men mag de term zeker niet verstaan in pantheïstische zin, als zou het onderscheid tussen God en schepsel vervloeien. Het schepsel is niet van nature God; er wordt slechts van een vergoddelijking gesproken in de zin van een participatie, deelhebbing, waardoor de mens deel krijgt aan het goddelijk leven in de mate waarin een schepsel boven zichzelf uitgeheven kan worden.

Hoewel de term in de Westerse theologie minder voorkomt, is er zakelijk samenval met wat de katholieke theologie „heiligmakende genade” noemt (zie Genade).(2) in de mystiek (Gr.: theósis): de hoogste Godsbeleving, de door de mystici ervaren éénwording met God op de hoogste trappen van het geestelijk leven waarbij het door de genade geschonken deelgenootschap aan Gods natuur voor hen beleefde werkelijkheid wordt. G. D. G.

< >