Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

MAAGDELIJKHEID

betekenis & definitie

is in het christelijke spraakgebruik de benaming zowel van de toestand van geslachtelijke ongereptheid als van de ongehuwde staat, waarbij echter het accent valt op het vrijwillige karakter daarvan en op het motief, dat er toe drijft. Het Oude Testament kende niet de waarde van de maagdelijkheid als vrijwillige levensstaat en had een uitgesproken hoogachting voor het huwelijk (vgl. bijv.

Recht. 11 : 37). Bij sommige oude volkeren en enkele joodse groeperingen was wel een waarderen van de maagdelijkheid aanwezig, maar de motieven waren meestal: minachting voor de geslachtelijke omgang of een zich daaraan onttrekken om zo vrijer ten opzichte van andere aardse dingen (kunst en wetenschap) te kunnen staan.

Het N.T. kent echter een vrijwillig kiezen van de maagdelijke levensstaat „om wille van het rijk der hemelen” (Matth. 19 : 12), „om bezorgd te zijn voor de dingen des Heren” (1 Kor. 7 : 34), waarbij deze levensstaat een uiting wil zijn van de christelijke toekomstverwachting en preludeert op de eindtijd, want „zij die waardig worden bevonden deel te hebben aan de andere wereld en aan de verrijzenis uit de doden, zullen huwen noch uitgehuwd worden” (Luc. 20 : 35; zie Celibaat en Eschatologie). Zo werd in het Christendom „maagd” een eretitel, die gelijk uit een vergelijking van oude joodse en christelijke grafschriften blijkt in tegenstelling tot de joodse gewoonte niet slechts gegeven werd aan jonge meisjes, maar ook aan oude mannen en vrouwen.De maagdelijkheid is van het begin af aan in de Kerk beoefend en in hoge ere geweest. Zij was steeds een van de wezenselementen van de kloosterlijke staat, waartoe de kloosterlingen zich door gelofte verbinden. In de Westerse Kerk leven ook de geestelijken met hogere wijding (subdiaken, diaken, priester en bisschop) in maagdelijkheid volgens kerkelijk voorschrift (zie Celibaat).

Uit de schriftuurlijke visie volgt, dat de maagdelijkheid niet iets louter negatiefs is: onthouding, maar in de grond iets zeer positiefs: oriëntatie op God en het eeuwige leven, toewijding aan God en zijn koninkrijk, teken en instrument van goddelijke liefde. Daarom vraagt maagdelijkheid uiteraard, wil zij niet haar zin verliezen, blijvende gerichtheid op God, en ook een in alle andere opzichten geestelijk en deugdzaam leven. De maagdelijkheid wijst op de doorbraak van „de komende wereld”, welke in Jésus plaats vond. Zij is de levensvorm voor hen, die zozeer door God gevoelig worden gemaakt voor de nadering van de Bruidegom, dat hun leven er door gevuld is, en het huwelijk uitgesloten als te zeer ingebed in de relativiteit van deze voorbijgaande wereld. Daarom betekent zij tevens een kruis, zoals in de grond elk christelijk leven „hemelse glorie is welke kruisigend binnenbreekt in deze wereld”. In het gemis aan de aardse geliefde wordt bovenal voelbaar het gemis aan de genieting van de hemelse geliefde, aan wie men zich toch uitsluitend gegeven heeft, doch die slechts onder de sluier der tekenen en in hoop present is (Schoonenberg).

Maagdelijkheid is niet alleen een goed, maar bergt ook gevaren: sexualiteit kan misgroeien of achterlijk blijven; zij kan angstig verdrongen worden en zo enorme spanningen veroorzaken; onbevredigde sexualiteit kan bewuste of onbewuste achtergrond vormen van schijnbaar edele daden; maagdelijkheid kan tot inferieure compensaties leiden, kan grof en ongevoelig maken. Niet iedereen kan haar „vatten”. Zij is dan ook niet voor iedereen bestemd en voor wie zij bestemd is, blijft zij een voortdurende opgave, die niet zonder veel wijsheid en edelmoedigheid en liefde en bijstand van Boven kan worden volbracht. j. v. D. / K. D. B.

Aan protestantse zijde is voorheen van een waardering voor de maagdelijkheid als levensstaat weinig te bespeuren geweest. Men stelde het huwelijk boven de maagdelijke staat, die men voor een mens trouwens practisch onmogelijk achtte. In de jongste tijd is hierin echter een verandering waar te nemen. Het ongehuwd-blijven ter wille van het rijk der hemelen wordt door sommigen weer als een mogelijkheid aanvaard en in de communauté’ s van Taizé en Grandchamps in feite beleefd. Daarin bespeurt men ook de winst, dat zo het huwelijk weer voorwerp van een keuze geworden is, en niet meer een natuurlijke vanzelfsprekendheid is. j. c. G.