Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

FARIZEEËRS

betekenis & definitie

zijn volgens hun benaming „afgescheidenen”. Deze naam ontvingen zij waarschijnlijk van buitenstaanders, want zelf noemden zij zich meestal „gezellen” of „heiligen”.

Het was een groepering hoofdzakelijk van leken, terwijl ook de schriftgeleerden er grotendeels toe behoorden. Daarom worden beiden door Jesus vaak in één adem genoemd: „Wee u schriftgeleerden en Farizeeërs” (Matth. 23).

Het doel van deze sekte was oorspronkelijk: het volk Gods zuiveren van en beschermen tegen verkeerde invloeden van binnen uit en van buiten af. Het doel was edel en was hetzelfde als dat van hun voorlopers, de Chassideeërs, in de laatste twee eeuwen vóór Chr. (1 Makk. 2 :42), maar later, toen de echte sektegeest bovenkwam, ontaardde deze goede opzet in haarkloverijen en vitterijen.

Zij wilden de Wet zo zuiver mogelijk beleven en zetten daarom allerlei „heiningen rond de Wet” (= overleveringen der vaders), waardoor zij de Wet onnodig verzwaarden en Jesus kon zeggen, dat zij „zware en ondraaglijke lasten bijeenbinden en die op de schouders der mensen leggen, maar ze zelf met hun vinger niet willen aanraken” (Matth. 23 : 4). Wat geestelijk was begonnen, ontaardde in letterknechterij en formalisme, en zo vonden zij in Jesus hun grootste tegenstander.

J. v. D.