(borstkruis) is een van relieken voorzien kruis, van goud of minstens verguld, dat de bisschop draagt als teken van de bisschoppelijke waardigheid. Het is ook een van de onderscheidingstekenen van abten (abdissen) en proto-notarissen. De drager heeft het aan een gouden keten op de borst hangen boven de kleding; bij liturgische plechtigheden draagt hij het aan een zijden snoer boven de albe.
Het is ontstaan uit het vroeger veel gedragen en nu nog in het christelijke Oosten bekende enkolpion: een medaillon, waarin reliquieën van martelaren of schriftteksten zijn aangebracht. Uiteindelijk gaat het enkolpion terug op heidense amuletten.