is de voornaamste gestalte uit een beroemde Middeleeuwse Marialegende, waarschijnlijk uit de 13de eeuw. Zuster Beatrijs verbreekt haar kloostergeloften, doordat de liefde tot een vroegere beminde haar te sterk wordt.
Voordat zij 's nachts het klooster verlaat, klaagt zij nog haar nood voor een oud Mariabeeld. Haar kloosterkleed en haar sleutels (ze was kosteres) laat zij bij het beeld achter.
Na zeven jaar laat haar lief haar in de steek en ziet zij zich door de nood gedwongen een leven van ontucht te leiden. Een geheimzinnige stem roept haar terug naar het klooster.
Daar heeft Maria haar voor alle schande bewaard door al die tijd haar werk over te nemen. P.
C. Boutens maakte van hetzelfde thema een nieuw gedicht.— van Nazareth (ca. 1200-1268), Cisterciënserin van het klooster O.L. Vrouw van Nazareth bij Lier, is de schrijfster van het oudste ons bewaarde Dietse proza. In de Seven Manieren van Minnen beschrijft zij de opgang van de ziel naar God langs zeven manieren of trappen.