Het vadercomplex is een groep van onbewuste associaties, of sterke onbewuste impulsen, die specifiek betrekking heeft op de voorstelling of het archetype van de vader.
Deze impulsen kunnen zowel positief (bewondering) als negatief zijn (wantrouwen, angst). Sigmund Freud zag het vadercomplex, en in het bijzonder de ambivalente gevoelens voor de vader bij het mannelijke kind, als een aspect van het oedipuscomplex. Jung was van mening dat het vadercomplex bij beide seksen kan voorkomen.
Het vadercomplex vormde de conceptuele kern van Freuds werk Totem und Tabu uit 1913. Het was ook prominent aanwezig in Die Zukunft einer Illusion uit 1927. Na zijn breuk met Freud bleef Carl Gustav Jung eveneens het vadercomplex gebruiken om de relatie vader-zoon toe te lichten. Jung en zijn volgelingen pasten het concept echter ook toe om de psychologie van de vrouw te verklaren, zoals wanneer een negatief uitwerkend vadercomplex een vrouw het gevoel gaf dat alle mannen geneigd zijn om veroordelend en hard op te treden.