Jules Grandgagnage

Schrijver op Ensie

Gepubliceerd op 04-04-2020

Beatrijs

betekenis & definitie

Beatrijs, een berijmd Mariamirakel, is een gedicht geschreven in het laatste kwartaal van de 14e eeuw (ca. 1374). De auteur was mogelijk Diederic van Assenede.

Dit Nederlandstalige gedicht is gebaseerd op een legende die in het Latijn opgeschreven was: Dialogus Miraculorum 1219/23) en Libri Octo Miraculorum (1225 - 1227), geschreven door Caesarius von Heisterbach. Het verhaal had de auteur waarschijnlijk tijdens zijn reizen in Nederland opgevangen zodat het van Nederlandse oorsprong zou zijn. De Beatrijslegende werd ook vertaald in het Duits, Frans, Spaans, Oudnoors en Arabisch.

"Beatrijs" vertelt de legende van een non die haar klooster verlaat omwille van haar liefde voor een man, zeven jaar bij hem inwoont en twee kinderen krijgt. Wanneer zijn geld opraakt verlaat hij haar echter en Beatrijs is verplicht om nog eens zeven jaar als prostituee te werken om voor haar kinderen te zorgen. Op een dag is ze in de buurt van haar oude klooster en ze vraagt discreet wat er geworden is van de non Beatrijs. Zo komt ze te weten dat de mensen denken dat zij nog steeds in het klooster verblijft. Op een nacht dringt een stem er bij haar op aan om terug te keren naar het klooster. Bij haar terugkeer ontdekt ze dat Maria (de moeder van Jezus) haar plaats de hele tijd heeft ingenomen zodat niemand iets te weten is gekomen over haar afwezigheid.

Fragment uit het begin:

"Van dichten comt mi cleine bate". (van dichten heb ik weinig baat)
"Die liede raden mi dat ict late" (de mensen raden met het af)
"Ende minen sin niet en vertare". (omdat het mijn geest te zeer bezwaart)
"Maer om die doghet van hare" (maar om de deugd van haar)
"Die moeder ende maghet es bleven", (die moeder en maagd is gebleven)
"Hebbic een scone mieracle op heven", (heb ik een mooi mirakel geschreven)