(’zijgɘn) (zeeg, gezegen)
I. (heeft) door een poreus voorwerp laten lopen om te zuiveren, te filtreren : water door een filter -.
II. (is)
1. Verh. zacht neerdalen : en langzaam zeeg het loof der bladeren.
2. in onmacht, flauw vallen : zij langzaam neder.