Wat is de betekenis van zijgen?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zijgen

(zeeg, heeft en is gezegen), 1. (een vloeistof) door een poreus voorwerp of zulk een stof laten lopen om ze te zuiveren, filtreren ; 2. zakken, zachtjes, langzaam nederdalen : hij zeeg op de grond; de nevel zeeg over het land; overigens meest in verb. met ne(d)er.

2025-07-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zijgen

zijgen - Werkwoord 1. ergatief naar beneden zakken, zich laten vallen Zwijgend, traag als was het aarzlen,. Zijgen d'eerste vlokken,...'' - Sneeuw II -- Felix Timmermans. Woordherkomst [1] (erfwoord) afkomstig van: Middelnederlands: sigen, zig...

2025-07-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zijgen

v., sige.

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zijgen

zeeg, h. i. gezegen (1 laten filtreren, kleinzen; sijpelen; 2 lit. t. zacht neerdalen): 1. het water door een filter laten zijgen; 2. de dorre bladeren zegen op het tuinpad.

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zijgen

(’zijgɘn) (zeeg, gezegen) I. (heeft) door een poreus voorwerp laten lopen om te zuiveren, te filtreren : water door een filter -. II. (is) 1. Verh. zacht neerdalen : en langzaam zeeg het loof der bladeren. 2. in onmacht, flauw vallen : zij langzaam neder.

2025-07-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zijgen

(zeeg, heeft en is gezegen), 1. (een vloeistof) door een poreuze stof laten lopen om ze te zuiveren, filtreren; 2. zakken, zachtjes, langzaam neerdalen: hij zeeg op de grond.

2025-07-16
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Zijgen

bet. neervallen, van menschen, sneeuwvlokken enz. van den Germ. wt. sihw of sig, Idg. siq: langzaam neervallen. Het intens, is zichten of ziften, eig. melk zijgen, doorzijgen, doch ook van meel en aldus met zeven (z. d. w.) gelijkgesteld.

2025-07-16
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

zijgen

zijgen ww. 'langzaam neerdalen; filtreren' Onl. sigan 'ineenzakken' in uuende gesigenero (datief ev.) 'ineengezakte muren' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. (neder) sighen 'langzaam neerdalen' in Dat metten hoefden neder sigen 'dat voorover zakken van de hoofden' [1265-70; VMNW], Do seech hem [thoft] nederwa...

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Zijgen

Het begrip zijgen heeft 2 verschillende betekenissen: 1. zijgen - ZIJGEN, (zeeg, heeft gezegen), eene vloeistof door een poreus voorwerp laten loopen om ze te zuiveren, filtreeren. ZIJGING, v. het zijgen.. 2. zijgen - ZIJGEN, (zeeg, is gezegen), flauw vallen, in onmacht geraken.