(zi:r) v. (-en; -tje)
I. Eig.
1. Veroud. mikroskopisch klein diertje.
2. Algm. iets zeer kleins.
II. Metn. kleine hoeveelheid, weinigje : een -tje melk; een -tje geduld; de jongen heeft geen -tje gevoel, niet het minste, ik geef er geen om, volstrekt niets.