('za:tər)
I. bw.
1. op zaterdag : is er daar geen school.
2. terdege, drommels : hij heeft mij gefopt.
II. bn.
1. van, eigen aan, behorende tot, betreffende de zaterdag.
2. op zaterdag geschiedend: het-e werk.
3. drommels : die -e vent.