(vra:k) v. (wraken)
I. Eig.
1. het zich wreken : is zoet; nemen op iemand over iets; op zinnen.
2. Verzw.
a. Bijb. straf : mij is de -.
b. vergelding : dat roept, schreit, schreeuwt om -.
II. Metn.
om zich te wreken : koesteren; iets uit doen.