Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

Willem der Nederlanden

betekenis & definitie

('willəm) koningen :

I. 1815-1840, ook groothertog van Luxemburg, ° 24 aug. 1772 te ’s-Gravenhage, zoon van de stadhouder Willem V, huwde 1791 met Frederica Louisa Wilhelmina van Pruisen, onderscheidde zich in de Eerste Koalitieoorlog 1793-1794 tegen Frankrijk, leefde sindsdien in Duitsland en Engeland. Na de verdrijving der Fransen uit Nederland 1813, werd hij door een afvaardiging (Fagel, de Perponcher) uitgenodigd om de regering te aanvaarden. De 30ste nov. landde hij te Scheveningen en werd de 1ste dec. te Amsterdam als soeverein vorst gehuldigd. De 29ste maart 1814 kwam de eerste grondwet tot stand en de 16de maart 1815 aanvaardde Willem de titel van Koning der (noordelijke en zuidelijke) Nederlanden. In 1830 verloor hij door de Belgische Opstand de zuidelijke Nederlanden, wat de liefde en bewondering der Noordnederlanders gaandeweg deed verminderen. Zij verlangden meer openbaarheid van de financiële toestand en verantwoordelijkheid der ministers. Daarbij wekte het voorgenomen huwelijk van de koning met een Belgische katolieke gravin d’Oultremont misnoegen. De 6de september 1840 ondertekende Willem de aangenomen grondwetswijzigingen, deed 7 okt. afstand van de troon, vestigde zich in Duitsland, huwde de gravin d’Oultremont en overleed te Berlijn 12 dec. 1843. Hij was een man met een helder verstand en grote kennis, rechtschapen, eerlijk, vol belangstelling voor de stoffelijke welvaart van zijn land, een onvermoeid werker en krachtig bestuurder, eerder nuchter en praktisch van opvatting, zoals ook zijn uiterlijk dat was van een burgerman, volkomen afkerig van alle, vooral militair vertoon. Zijn groot gebrek, koppig vasthouden aan eigen inzicht en eigenwilligheid, was hem een ernstige hinderpaal voor het verwezenlijken van zijn levensdoel, het scheppen van de eenheidsstaat der Nederlanden. Voornaamste staatslieden tijdens zijn regering waren Daendels, Falck, van Hogendorp. van Maanen.

II. 1840-1849, was ook groothertog van Luxemburg, ° 6 dec. 1792 te ’s-Gravenhage, zoon van (1), diende eerst in het Pruisische, later in het Engelse leger, streed 1811 onder Wellington in Spanje, kwam na de val van Napoleon 1813 naar Nederland, waar hij opperbevelhebber werd van het leger, onderscheidde zich in de 7de Koalitieoorlog 1815 bij Quatre-Bras en Waterlo, huwde 1816 met grootvorstin Anna Paulowna van Rusland, versloeg, tijdens de Belgische Opstand 1830 de Belgen bij Houthalen, Hasselt en Leuven en werd bij de troonsafstand van zijn vader 7 okt. 1840 tot de regering geroepen. De schatkist bevond zich in berooide toestand en een gedeelte der bevolking verlangde een herziening der grondwet. De openbare geldmiddelen werden door de minister van Justitie van Hall in orde gebracht, doch een voorstel tot grondwetsherziening door negen leden der Tweede Kamer met Thorbecke aan het hoofd ingediend, werd 1845 verworpen. In oktober 1847 echter, toen onlusten ook Nederland bedreigden, benoemde de koning een kommissie van vijf leden (Thorbecke, Luzac, de Kempenaer, Curtius, Storm) om een nieuwe grondwet te ontwerpen. Deze hield in : verantwoordelijkheid der ministers, openbaarheid der financiën, rechtstreekse verkiezingen, vrijheid van godsdienst en drukpers enz., en werd 3 nov. 1848 afgekondigd. Willem II overleed 17 maart 1849 te Tilburg.

Hij was een beminnelijk, goedhartig en ridderlijk soldaat die door zijn innemende persoonlijkheid de liefde van zijn volk won; doch evenmin staatsman als financier, zeer weinig zelfstandig, en zenuwachtig weifelend in ernstige dagen, was hij niet berekend voor de moeilijke taak die hij te vervullen had. Zijn fiere gemalin verleende een nieuwe glans aan zijn schitterend hof waar de etiquette thans de plaats innam van de burgerlijke eenvoud die het onder de vorige koning kenmerkte. III. 1849-1890, ook groothertog van Luxemburg, 0 19 febr. 1817 te Brussel, zoon van II, huwde 18 juni 1839 met Sophia, prinses van Wurtemberg, hertrouwde 7 jan. 1879 met prinses Emma van Waldeck, ✝ 23 nov. 1890 op Het Lo. Hij was een minzaam en populair vorst, die steeds de grondwet eerbiedigde. Tijdens zijn regering, een tijdperk van grote bloei, ontwikkelden zich de staatkundige partijen en werd de strijd tussen liberalen enerzijds, en anderzijds antirevolutionairen (KUYFER) en katolieken (SCHAEPMAN) met kracht gestreden.

< >