('willəm)
I. m. (-s; -pje)
1. Eig. mansnaam, Gulielmus : veel vorsten uit het Huis → Oranje-Nassau dragen de naam van -.
2. Willem, geldstuk met de kop van een koning Willem erop : een gouden -, tienguldenstuk.
II. Oostvlaams dichter die misschien het tweede gedeelte van → Reinaard de Vos vervaardigde.