Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

Wereldoorlog, Eerste (1914-1918)

betekenis & definitie

I. OORZAKEN

De steeds toenemende bewapening der grote Europese machten in het begin der XXste eeuw en de gespannen politieke toestand die daarvan het gevolg was, moesten vroeg of laat een oorlog veroorzaken. Aanleiding tot het uitbreken ervan was de moord (28 juni 1914) op de Oostenrijkse kroonprins, aartshertog Ferdinand en zijn gemalin. Oostenrijk-Hongarije opende de reeks der oorlogsverklaringen (nl. aan Servië), die hetzelfde jaar tot 17 steeg. Duitsland, Frankrijk en Rusland volgden spoedig en Engeland, met zijn koloniën, sprong bij na de schending der neutraliteit van België. In 1915 kwam Italië, in 1916 Roemenië de Entente versterken, terwijl Bulgarije zich bij de Centralen aansloot. Vooraanstaande bevelhebbers waren bij de Duitsers Hindenburg en Ludendorff, bij de Engelsen French en Haig, bij de Fransen Joffre en Foch. II. KRIJGSVERRICHTINGEN

1. Bewegingsoorlog. Dank zij hun gunstige ligging en hun snel optreden, wisten de centrale mogendheden het slagveld in het vijandelijk gebied te vestigen. Een bewegingsoorlog ving aan : de Duitse legers rukten op naar Parijs, de Russen drongen Oost-Pruisen en Galicië binnen. België en het noorden van Frankrijk werden overrompeld. Parijs werd bedreigd door von Kluck, maar ontzet door Joffre in de beroemde slag aan de Marne (5-12 sept. 1914). Ondertussen versloeg Hindenburg in het oosten, bij de Masoerische Meren (5-10 sept.) de Russen zo geducht, dat zij naar hun land wegvluchtten. Later kwamen zij terug, veroverden o. a. de sterke vesting Przemysl (1915), maar werden weldra voorgoed uit Galicië en Polen verdreven.
2. Positieoorlog. In het westen, na de Marneslag, en ook einde 1915 in het oosten, was de krijg vooral positieoorlog. Toch werden er van tijd tot tijd bloedige slagen geleverd o. a. aan de IJzer (dec. 1914). in Vlaanderen, Artois en Champagne (sept.-nov. 1915), vooral bij Verdun (Pétain) (febr.-dec. 1916), en aan de Somme (juni-nov. 1916), op zee bij het Skagerrak (31 mei-1 juni 1916), maar voor het overige bleef het min of meer bij ernstige schermutselingen zonder meldenswaardige frontwijzigingen. De duikbootoorlog verscherpte de blokkade, vliegtuigen en zeppelins bestookten Londen en Parijs. Op het zuidoostelijk front behaalden de Centralen zege op zege. Servië was totaal verslagen, de aanval tegen de Dardanellen werd met gevoelige verliezen voor Fransen en Engelsen afgeweerd en Roemenië (door Falkenhayn en MacKensen) onderworpen. De vredesvoorstellen van paus Benedictus XV werden verworpen en het vredesaanbod der Centralen in dec. 1916 viel bij de Entente niet in de smaak Intussen hadden de Italianen bij de Isonzo, voor de Oostenrijkers, gesteund door de Duitsers, moeten zwichten. In Egypte, Aziatisch-Turkije, Syrië en Arabië rukten de zegevierende Engelsen gestadig op en, met uitzondering van Duits-Oost-Afrika, werden al de Duitse kolonies door hen veroverd.
3. Laatste worsteling. Einde 1916 was Oostenrijk totaal uitgeput; Duitsland begon aan de gunstige afloop te twijfelen en had met politieke moeilijkheden te kampen. Ook de Ententelanden hadden veel geleden. De tussenkomst van de Verenigde Staten bracht nieuw leven en de beslissing. In april 1917, na de torpedering der Lusitania en de afkondiging door de Duitsers van de onbeperkte duikbootoorlog (Tirpitz), verklaarden ook de Noordamerikanen (bevelhebber : Pershing) de oorlog aan Duitsland. En toen kort daarop verschillende Zuid- en Middenamerikaanse republieken en ook China met Duitsland in onenigheid geraakten, was schier de gehele wereld in de strijd gewikkeld. De vrede van Brest-Litovsk (Krassin) 3 maart 1918, die op de verplettering van het Russische leger en op de revolutie, door Lenin en Trotzki geleid, volgde, was een verlichting voor de Centralen die nu een geweldige krachtsinspanning begonnen in het westen. Hun groot offensief in de lente van 1918 had bij de aanvang bemoedigende uitslagen voor Duitsland en was tevens een les voor de Verbondenen. Het opperbevelhebberschap van het Franse leger was einde maart 1918 op maarschalk Foch overgegaan; zelfs wist Clemenceau bij Lloyd George te bewerken dat ook alle Engelse troepen in Frankrijk en België onder Frans opperbevel werden geplaatst. Nu ving een geordend tegenoffensief aan. Op de ganse frontlijn werden de Duitsers achteruitgedreven. Ondertussen kapituleerde Bulgarije, Turkije aanvaardde de vrede en Oostenrijk was verslagen in Italië. De Russische revolutie werkte aanstekelijk op het Duitse leger en volk; woelingen ontstonden. Duitsland vroeg om een wapenstilstand en de republiek werd uitgeroepen met het gevolg dat keizer en kroonprins naar Nederland vluchtten.

III. VREDE De 11de nov. 1918 werd te Rethondes de wapenstilstand getekend en onderhandelingen voor de vrede werden aangeknoopt, waarbij president Wilson met zijn 14 punten en zijn Volkenbond op onoverkomelijke moeilijkheden stiet. De 28de juni 1919 werd de vrede gesloten te Versailles. De voornaamste bepalingen ervan waren de volgende. Duitsland moet afstaan aan Frankrijk ; Elzas-Lotharingen en de kolenmijnen in het Saargebied, waarvan na 16 jaar een volksstemming het verdere lot zal bepalen; aan België: Eupen-Malmédy; aan Polen Posen en nagenoeg geheel Oost-Pruisen; aan de Ententelanden: alle kolonies. Voorlopig zal het als schadevergoeding betalen: binnen twee jaar 20 miljard goudmark, tussen 1921 en 1926: 40 miljard en later nogmaals 40 miljard.

De Duitse handelsvloot moet grotendeels worden afgestaan aan de overwinnaars (→: Scapa Flow). Het Duitse staande leger mag bedragen 100.000 man, louter vrijwilligers, en de vloot 15.000 man. Ter vergoeding van aangerichte schade moet Duitsland uitleveren : grote massa’s lokomotieven, spoorwagens, auto’s, landbouwmachines, steenkolen enz. Om de stipte uitvoering dezer bepalingen te waarborgen wordt de linker Rijnoever met de bruggehoofden tegenover Keulen, Koblenz en Mainz door de troepen der geallieerden bezet. Het gebied om Keulen zal na 5, dat om Koblenz na 10, de rest na 15 jaar ontruimd worden. In de Eerste Wereldoorlog werden 10 miljoen soldaten gedood en 20 miljoen zwaar gewond. De kosten beliepen 21.500 miljard fr.

In de Eerste Wereldoorlog werd vooral gevochten op het westelijk front, in België en Frankrijk, waar de Duitsers tot dicht bij Parijs doordrongen, maar spoedig werden achteruitgedreven, en op het oostelijk front, waar de Duitsers Polen en grote gedeelten van Rusland bezetten, later echter ook moesten wijken. Op zee werden, behalve bij het Skagerrak, geen grote slagen geleverd, maar de Duitsers maakten de zee onveilig door hun duikboten, waartegen de Engelsen zich verdedigden door het leggen van mijnen.

< >