('wel)
I. tw. uw komst is aangenaam : hier! thuis!
II. bn. en bw. (meer -, meest -)
1. gelegen komend : hij is bij ons. → hond, kat.
2. aangenaam : een -e gast; een geschenk; iemand, iets heten; niets kan ons meer zijn.
III. o. verwelkoming : iemand het toeroepen.