('wacht) o. (-en)
I. geld voor iemand die wacht nl.
1. voorlopige bezoldiging in afwachting van een vaste.
2. rijkstoelage aan een ambtenaar die niet meer in werkelijke dienst, doch nog niet gepensioneerd is: bij ’t opheffen der school werd de onderwijzer op gesteld.
II. geld voor het wachthouden.