Wachtgeld
Een bovenwettelijke, periodieke uitkering op basis van het aantal dienstjaren toegekend aan ambtenaren.
CBS (2018)
Een bovenwettelijke, periodieke uitkering op basis van het aantal dienstjaren toegekend aan ambtenaren.
Veerman (1954)
is de uitkering, waarop een werknemer krachtens de Werkloosheidswet recht heeft gedurende 48 dagen per jaar.
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-en). 1. (hist.) voorlopige bezoldiging, zolang men geen werkelijke dienst doet; 2. traktement dat een ambtenaar ontvangt die eervol, niet op eigen verzoek, is ontslagen als overtollig of wegens opheffing zijner betrekking en geen (of nog geen) aanspraak heeft op pensioen: iem. op wachtgeld stellen.
M. J. Koenen's (1937)
o. -en; toelage van een ambtenaar, die niet ontslagen of op pensioen is gesteld, zolang hij de betrekking, waarvoor hij benoemd is, door omstandigheden niet kan vervullen.
John Kooy (1933)
rijkstoelage a/e ambtenaar, die nog niet gepensionneerd, maar ook niet meer in actieven dienst is.
Jozef Verschueren (1930)
('wacht) o. (-en) I. geld voor iemand die wacht nl. 1. voorlopige bezoldiging in afwachting van een vaste. 2. rijkstoelage aan een ambtenaar die niet meer in werkelijke dienst, doch nog niet gepensioneerd is: bij ’t opheffen der school werd de onderwijzer op gesteld. II. geld voor het wachthouden.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-en), uitkering waarop een werknemer wettelijk recht heeft als hij onvrijwillig werkloos wordt. In Nederland is het wachtgeld een uitkering krachtens de Werkloosheidswet. Recht hierop gaat in wanneer de werknemer in een periode van 12 maanden, aan het intreden van de werkloosheid direct voorafgaande, ten minste 130 dagen in dezelfde bedrijfstak...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: