Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

vrijen

betekenis & definitie

I.('vrijən) (vree, vrijde; heeft gevreeën, gevrijd)

1. minnekozen : een meisje onder een dak, is ’t schande, ’t is gemak .
2. tot een huwelijk aanzoeken: een weduwe -.
3. tot een huwelijk trachten te verkrijgen: naar, om, over de buurmansdochter -.
4. flemen, vleien: dat kind vrijt met zijn moeder om een stukje chocola.
5. trachten te verkrijgen; om iemands gunst -.

II. vrijen ('vrijən) (vrijde, heeft gevrijd) Verh. (be)vrijden : van ramp en rouw.

< >