I. m. (-en) [voorste]
A. Eig.
1. Alom. hij die over een volk of land heerst : soevereine -. Syn. → alleenheerser.
2. Inz. beheerser van een vorstendom : de van Monaco.
B. Metf. eerste in enig vak : de der Nederlandse letterkundigen.
II. v. (-en) [voorslaand)] nok van een huis. III. m. het vriezen, vriesweer: er komt -; bij -.