[Fr.]
A. bw. tegenover.
B. 1. Eig. m. en v. (-) persoon die tegenover een ander zit: die heer was aan tafel mijn -.
II. Metn. m. (-)
1. zitplaats tegenover een ander.
2. rijtuig met twee zitbanken tegenover elkander.
Gepubliceerd op 18-02-2020
betekenis & definitie
[Fr.]
A. bw. tegenover.
B. 1. Eig. m. en v. (-) persoon die tegenover een ander zit: die heer was aan tafel mijn -.
II. Metn. m. (-)
1. zitplaats tegenover een ander.
2. rijtuig met twee zitbanken tegenover elkander.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: