Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

vink

betekenis & definitie

m. en v. (-en; -je)

1, blauwgroene, roodborstige zangvogel met een witte vlek op de vleugels (Fringilla cœlebs): de slaat; -en blinden; distel-, goud-, groenvink; lok-, roervink; luistervink; de → snavel van een -; blinde -en, opgerold kalfsvlees met spek of gehakt erin ; doorslaan als een blinde -, over iets redeneren, waarvan men geen verstand heeft.
2. vinkje Uitbr. te Amsterdam, ieder vogeltje.

< >