Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

vinden

betekenis & definitie

('vindən) (vond, heeft gevonden)

1. door zoeken in handen krijgen : ik heb mijn sleutel gevonden. → haar, hond, kop, nestei, rat, zoeken.
2. toevallig gewaarworden en in bezit nemen : een schat -. → boer, steen.
3. (toevallig) aantreffen : iemand thuis -; dat vindt men zo wat overal; ik vind bij Horatius in zijn Ars Poëtica... ; zich ergens laten zorgen dat men er is; zich voor iets laten -, er zich inschikkelijk voor tonen, het willen doen. → doveman, graat, hond, man, paard, vaderland. Syn. → aantreffen.
4. opmerken : veel fouten in een opstel -.
5. uitdenken : een voorwendsel -.
6. oplossen : een raadsel -.
7. uitsparen : ik zal er wel tijd voor -.
8. hebben : zijn voordeel erbij -; er niets aan -, vinden dat het niets waard is of dat het niet moeilijk is. 9. onder handen nemen, zich wreken op : ik zal hem wel -.
10. bevinden, van mening zijn : ik vind het vandaag koud; ik vond het nodig u te waarschuwen; hij vond dat ik gelijk had. → been.
11. deelachtig worden : een goede ontvangst -.
12. ten deel vallen, verkrijgen : gehoor -; hij vond er de dood. → geloof, graf, plaats, woord.
13. omgaan, leven : het met iemand (goed) kunnen -.