(vər'zoekən) (verzocht, heeft verzocht)
1. vragen : een bijstand iemand iets -; ik verzoek u te blijven zitten; verzoeke of men wordt verzocht niet te roken.
2. uitnodigen : iemand op detee-.
3. verleiden, beproeven : de slang trachtte Eva te -.
4. tarten, tergen : dat noem ik God -.