(var’wittagan) (verwittigde, heeft verwittigd) [wit, ~ wetend] bekendmaken, laten weten : de portier is mij komen dat...; iemand van iets -. Syn. * berichten, verwittiging v. (-en) 1.
Eig. het verwittigen. 2. Metn. dat waarvan men verwittigt, verwoed (var'woet) bn. en bw. (-er, -st) met woede, zeer hevig : een gevecht; strijden.
Syn. * dol. verwoedheid v.