(v9r'voegba:r) bn. (...bare), vervoe- en (vervoegde, heeft vervoegd) 1. opnieuw voegen. . anders voegen. 3. goed in elkander voegen. 4, Taalk. geregeld naar wijzen, tijden en personen opzeggen of schrijven : een werkwoord -. Syn. konjugeren.
5. z i c h -, zich begeven naar, zich wenden, richten tot: zich te bij de vortier. vervoeging v. (-en) het vervoegen inz. (4): de sterke, zwakke Ook : konjugatie.