(vər'te:ring) v. (-en)
1. het → verteren (I 2), onkosten, gelag : grote -en maken; de naar de nering zetten, niet meer uitgeven dan men verdient.
2. het → verteren (I 5 b), verbranding : de van hout.
3. het → verteren (I 7), verduwing : spijsvertering.